Als de landbouw hun tijd niet eischt en de moesson de vischvangst niet toelaat, houden de mannen zich bezig met het maken van korven, bakoel; groote zeven, badang, en hoofddeksels, terendaq, waarvoor rotan, bamboe of de gladde bast van de roembia bladstelen de grondstof leveren. Ook maken zij matten van djakas of mengkoewang (pachyrrhizus angulatus); kleine houten voorwerpen , als sirihdoozen, tepak sirih; tollen, gasing; heften en scheden, oeloe- en sarong sendjata, en dergelijke, of vinden werk aan het knoopen en herstellen van netten en lijnen, het nazien der vaartuigen, het reinigen van door de Orang laoet verzamelde schelpen, sipoet en koelei, en het bereiden van het schildpad. Slechts over het laatste zullen wij eenigszins uitweiden, na vooraf over de schildpadden, die hier aangetroffen en de wijze waarop zij door de Orang laoet gevangen worden een en ander te hebben medegedeeld.

Welke vertegenwoordigers van de klasse der chelonii in de wateren der Poelau Toedjoeh voorkomen is ons niet door eigen aanschouwing bekend. De Orang laoet spreken van twee soorten, die zij, evenals de Maleiers, penjoe en sisik noemen. De eerste soort, waaronder van groote afmetingen, wordt alleen om het uitmuntende vleesch gevangen en de tweede, de meest gezochte, behalve om het vleesch vooral om de schaal, die een kostbaar handelsartikel oplevert. Van beide schildpad-soorten worden de eieren gegeten. Ook landschildpadden worden op deze eilanden aangetroffen, die er, evenals elders, koera-koera worden genoemd.

De vangst geldt alleen de zeeschildpadden en slechts de Orang laoet houden zich daarmede bezig. Door hun rondzwerven op zee en langs de kusten van de eilanden weten zij waar de schildpadden gewoonlijk hare eieren ko-