Sedanau, waar volgens de hoofden de mooiste en fijnste matten gemaakt worden, kent men zeven verschillende patronen, die men boenga rantei, boenga lada, boenga kantjing, boenga meloer, poetjoeq reboeng, tali ajer en oembaq oembaq noemt. Zijn de matten gevlochten, dan worden ze met geel, paarsch, blauw of rood laken, flanel of katoen omboord, welk omboordsel roempoeq genoemd wordt.
Meestal zijn de ligmatjes omstreeks 1.8 Meter lang en o.8 Meter breed en de bid matjes i.io Meter bij 0.5 Meter. Onder de fraaie soorten werden door ons matten gezien van een paar vingers dik, die als zitplaats aan aanzienlijke gasten worden aangeboden. Ook hier is het „alle waar naar zijn geld", want de prijs der matten varieert naar gelang van de kwaliteit van $ 0.60 tot I 13.
Het vervaardigen van toedoeng sadji; zeven, tapisan, en wannen, djakau, is ook grootendeels het werk van vrouwen. De toedoeng sadji wordt, zooals boven terloops is medegedeeld, van de schutbladen van de boeloeh betoeng, een groote bamboesoort gemaakt. Deze worden, na vooraf gereinigd en evenals de pandanbladeren geweekt te zijn, zoodanig aan elkaar genaaid, dat een half bolvormig deksel gevormd wordt, waarop men gekleurde figuren aanbrengt, die onderscheiden worden door de benamingen boenga teratei, boenga tekoekoer, boenga sepontar, boenga sangkar, boenga meloer soesoen en oembaq oembaq. Ter versterking is aan den rand van de toedoeng een omboordsel van bamboe of rotan aangebracht. De toedoeng sadji wordt gebruikt als vliegendeksel, om spijzen toe te dekken en, als men vrienden of kennissen een versnapering brengt, wordt over de toedoeng nog een kleedje, toedoeng hidang, gelegd uit veelkleurige lapjes, gouddraad, en stukjes spiegelglas samengenaaid.