archipel te vervolgen en stoomen noordwaarts door Straat Matak tusschen de eilanden Moeboer en Matak door. Deze diepe straat, die nagenoeg overal éen Engelsche mijl breed is, en door dicht begroeide heuvelen wordt begrensd, levert een bijzonder schoon uitzicht op. Aan beide zijden steken de rotsen grillig en stout boven het groen der klapperboomen uit, die de steile hellingen der hoog uit zee oprijzende eilanden bedekken en waarvan het verwondering wekt hoe ze voedsel vinden en kunnen wortelen in de luttele aarde die door de verwering van het gesteente is ontstaan. En de in het blauwe zeewater scherp afgeteekende spiegelbeelden dragen niet weinig bij tot verfraaiing van het tooneel.
Eigenlijke kampongs zijn er maar enkele; de bevolking woont meest verspreid langs de kusten. Waar men een zandstrand ziet, vertoont zich ook in de schaduw van mangga- of doerianboomen eene woning, die door haar planken omwanding en het duurzame sirappen of gegalvaniseerd ijzeren dak blijk geeft van de welvaart der bewoners.
Op de kust van Moeboer zou volgens den Pangeran een vogelnestgrot voorkomen, die niet meer geëxploiteerd wordt omdat men bevreesd was voor allerlei gevaarlijke dieren, die de grot zouden bewonen. Hoezeer het zonderling verhaal weinig vertrouwen wekte, konden wij toch de verzoeking niet weerstaan een onderzoek in loco in te stellen toen ons de loods op de rotsen aan Moeboer's strand een donkere streep wees, die de ingang der grot zou zijn. De whale boot werd gestreken, wij roeiden naar het aangewezen punt en vonden noch grot, noch vogelnesten, niets dan een spleet door het zeewater in de rots uitgespoeld. Met een onnoozel gezicht verzekerde onze gids, dat hij niet begreep waar de grot gebleven was.