dat op steenen neuten is gebouwd en een ruim pakhuis met gegalvaniseerd ijzeren omwanding, waarbinnen petroleum wordt bewaard en de opgekochte copra, visch en allerlei andere zeeproducten ter afscheep gereed liggen.

Aan het einde van het dorp staat het fraaiste gebouw, de Chineesche tempel, met de voorzijde naar het noorden gekeerd. Van hout opgetrokken en met pannen gedekt, is het gebouw zoowel van buiten als inwendig met zorg afgewerkt. De voorwand, die een open gallerij van het binnenvertrek scheidt, is met snijwerk versierd en beschilderd.

Niet slechts aan den godsdienst, ook aan het onderwijs is deze tempel gewijd. Binnen getreden, werden wij begroet door ruim twintig kinderen, aan banken gezeten, waar ze van een Chineeschen onderwijzer schrijven en lezen leeren.

Even buiten de Chineesche kampong was gedurende vele jaren een depot van steenkolen gevestigd, waar de in deze wateren ter bestrijding van den zeeroof kruisende schepen hun kolenvoorraad konden aanvullen. Sedert een viertal jaren is dit depot, evenals dat op Tambelan opgeheven.

Met den Luitenant gingen wij naar diens woning, en volgden daartoe een kleinere straat, evenwijdig aan de hoofdstraat, meer binnenwaarts gelegen, en waar we slechts armelijke huisjes aantroffen.

De indruk van welvaart, dien we op onze wandelingen van Terempa hebben gekregen, werd bevestigd toen wij het een en ander van den handelsomvang vernamen en hoorden dat de uitvoer van copra alleen meer dan 2500 pikol 'sjaars bedraagt, welke hoeveelheid nog zal toenemen tengevolge van de uitbreiding, die in de laatste jaren aan de klappercultuur is gegeven.