een cultuur, waarvan zij de voordeelen nog niet inziet, in het woeste bergland te vestigen.
Elk Maleier van de Poelau Toedjoeh is visscher en zijn vangst levert hem een voorname bron van verdiensten.
Als een bijzonderheid werd ons verteld, dat hier en in de Djemadja-groep voornamelijk naar de boven reeds vermelde tamban of temban wordt gevischt, een elftsoort van omstreeks i§ dM. lengte, die op bepaalde tijden van het jaar in ontzaglijke hoeveelheden in de zeeën en straten van deze twee eilanden-groepen voorkomt, maar in de wateren van de overige groepen der Poelau Toedjoeh zelden of niet aangetroffen wordt. Daar is de bilis, op de Westerafdeeling van Borneo meer bekend onder den naam van roesip, het hoofddoel der vangst, als deze vischjes in scholen van honderdduizenden zich langs de kusten vertoonen.
Als de moesin oeloe timoer tijdens de najaarskentering doorstaat, en ook in den moesin selatan, een tijdperk van den zuidwest-moesson, maar dan in mindere mate, komt de tamban de zeeën en straten der Anambas-groepen bezoeken. De werpnetten zijn van te voren in orde gebracht en de geheele mannelijke bevolking is dan te vinden op de banken en riffen, waar de visch in 2 a 3 voet water zich ophoudt in zoo groote hoeveelheid, dat men voor eene rijke vangst niet verder zeewaarts behoeft te gaan. De tijdens den moesin selatan gevangen visch is voor de plaatselijke consumtie bestemd, terwijl die, welke men gedurende den moesin oeloe timoer bemachtigt verduurzaamd , en naar Sambas en Pontianak, voor een klein gedeelte ook naar Singapoer uitgevoerd wordt. Deels wordt de tamban gepekeld en daarna gedroogd als tamban rimpi, maar van het grootste deel der vangst wordt peda bereid, wat een meer gewild handelsartikel is. De