m
Chineezen of direct op Singapoer en Sambas drijven.
Behalve over de Maleische bevolking is hun ook het toezicht opgedragen over de Orang laoet, vaak ook Orang pesoekoean geheeten, die, ten getale van omstreeks 300 zielen, onder hun eigen hoofden met den titel van batin over de onderhoorige eilanden van Siantan verspreid zijn.
Slechts zelden komen de batin s in dadelijke aanraking met hunne superieuren, en voor de weinige keeren dat zij door hen ontboden worden, geschiedt dit op eene zeer eigenaardige manier. Een netje van ijzerdraad, waarin zich een lilla kogel bevindt, aan het hoofd der Orang laoet bezorgd, is het teeken dat zijne komst wordt verlangd. Heeft de zaak spoed, dan wordt hem een lans gezonden, en een schepriem, penganjoeh, dient om hem te melden dat hij zonder eenig verwijl zich naar de hoofdplaats heeft te begeven.
Wij zullen later gelegenheid hebben nader met deze zeebewoners kennis te maken; hier willen we nog het een en ander over de andere bewoners van Siantan mededeelen.
Kleeding, taal, zeden en gewoonten, welke meerendeels met die der Maleiers van den Riouw-Lingga archipel overeenkomen, geven daartoe echter geen stof en daar wij geen gelegenheid hadden een tochtje door het eiland te maken, kunnen we ook over den landbouw slechts aanstippen dat die hoofdzakelijk in kokos- en sagoe-cultuur bestaat, dat hier en daar wat rijst op droge velden wordt geteeld en dat de proeven aan de kust met Liberia-koffie en cacao genomen geheel zijn mislukt. Niet onwaarschijnlijk is het, dat daarmede in het binnenland op de boschgronden der bergstreken betere resultaten kunnen verkregen worden, maar de bevolking, die aan de kusten een ruim bestaan heeft, is natuurlijk weinig geneigd zich voor