de ander dien van Pahlawan Désa, welke titels hun overigens geene bijzondere voorrechten verschaffen. Zij worden door den Jang di pertoewan moeda van Riouw in hunne waardigheid bevestigd en ontvangen van hem eene aanstellingsakte. Evenals de volkshoofden op de andere eilanden hebben zij eenige rechtsmacht en zijn zij belast met de inning van het hoofdgeld; de controle daarop laat veel te wenschen over, met het gevolg dat ten koste van de inkomsten van het rijksbestuur heel wat in den geldkoker achterblijft.

Hunne rechtsmacht omvat slechts kleine overtredingen en geschillen. Zij ontvangen als rechtsgeld, hoenoes, h» van het bedrag in geschil, dat zij, evenals de kleine opgelegde geldboeten van ten hoogste $ 25, met den dorpsgeestelijke, den Imam of Chatib, deelen. Alle grootere zaken hebben zij voor den Wakil of Amir te brengen, den te Sedanau gevestigden vertegenwoordiger van den Jang di pertoewan, die ze beslecht, wanneer ze tot zijne compe tentie behooren. Is dit niet het geval dan zendt hij in strafzaken de deliquenten met de op de zaak betrekking hebbende stukken naar Penjingat, waar de rechtbank, mahkamah, de zaak berecht, en in civilibus wijst hij de geschilvoerende partijen naar die rechtbank over. Hooger beroep bij den Jang di pertoewan, zoowel van de uitspraken van de volkshoofden als van den wakil, is steeds toegelaten.

De bevolking, waarover deze orang kaja's, bijgestaan door mindere hoofden met den titel van pengoeloe, bestuur voeren, bestaat uit Maleiers van Kelantan en 1 renggano, eenige Javanen, Boegineezen en Bandjareezen, zoomede uit Orang laoet, die onder hun eigen hoofd, batin, te Teloeq Kramoet op het eiland Moeboeh verblijf houden. Te zamen wordt de bevolking geschat op 1200 zielen, waaronder 13 Chineezen, 7 in de kampong Koewala