wij op een bordes, waar een deur toegang verleent tot het voorste van de drie lange vertrekken, waarin het huis overlangs verdeeld is, de serambi. Dit vertrek, waarin gasten ontvangen worden, de ontvang-salon derhalve, was voor onze komst opgeknapt en ingericht. De niboenghouten vloer was belegd met in de kampong vervaardigde matten van allerlei soort; in het midden van het vertrek stond een ronde tafel met een rood kleed gedekt, waarboven een petroleumlamp met porceleinen kap hing, en waaromheen schommel- en gewone stoelen waren geplaatst. ken houten divan met sitsen overtrek had een plaats gevonden tegen het achterbeschot, waaraan een uurwerk en een viertal te Singapoer aangekochte bonte Japansche prenten waren opgehangen, terwijl boven de deuropening, ongeveer in het midden van het beschot dat de serambi van het midden-hoofdvertrek scheidt, een in gouden lijst gevatte koranspreuk de wandversiering voltooide. Voor die deuropening hangt een geel met groote roode bloemen beteekend sitsen valgordijn, tirai of klamboe, om de bezoekers te beletten nieuwsgierige blikken te werpen in den dalam, het tweede vertrek, de slaapplaats en het verblijf der vrouwen en meisjes. De vloer van dit vertrek is omstreeks anderhalve voet hooger dan die van de serambi en van het derde, de berg- en stookplaats, dapoer. Dit derde vertrek, met een vloer van niboenglatten, is niet van het hoofdvertrek gescheiden. Door eene kleine deur komt men van hier op een open veranda, pelantar, uit niboeng en hout samengesteld, die öf het verlengde is van het derde vertrek, öf op zijde en langs het huis is aangebracht, en gelegenheid aanbiedt tot het verrichten van huishoudelijken arbeid, het drogen van kleederen en andere zaken. Hier staat ook het vat, waarin het van de berghelling geleide water opgevangen wordt.