vertoonen en noemt dan die in Posewitz' Borneo, waaraan elk geograaf zich ongetwijfeld bij de verschijning (in 1889) heeft geërgerd. Reeds in 1881 immers teekende Berghaus voor Stieler's Handatlas een kaart «Ostindische Insein , waarop de ster of spin in Borneo verdwenen is, om plaats te maken voor een beeld, dat natuurlijk ook nog grootendeels op combinatiën berust, maar toch meer op de werkelijkheid gelijkt. Het werd door Bos in zijn bekenden Schoolatlas overgenomen.

Deze opmerking dingt natuurlijk niets af op de hooge belangrijkheid der tektonische onderzoekingen van den hoogleeraar. De oro-hydrographie van Borneo s Westerafdeeling zal met groote juistheid bekend zijn, wanneer de pas voltooide topographische kaart compleet verschenen is; de geologische kaart, die Prof. Molengiaaft ongetwijfeld bij zijn reiswerk zal doen verschijnen, zal daarmee een schoon geheel vormen.

Yan 't Noorden naar 't Zuiden kon Molengraaff in de Westerafdeeling de volgende verheffingen onderscheiden, die ieder een west-oostelijke lengte-as bezitten:

1°. Het Boven-Kapoeas-Ketengebergte, zoo genoemd omdat het in het brongebied van de Kapoeas het hoogst en breedst is; het bestaat daar uit een menigte als coulissen gerangschikte heuvelrijen met scherpe kammen, 1700—1900 M. hoog. Het begint echter reeds zeer westelijk, in Sambas; het laagste punt der waterscheiding tusschen Batang-Loepar en Ivapoeas is slechts 72 M., een belangrijke inzinking van dit plooiingsgebergte dus.

2°. Het Muller-gebergte, een uitgestrekt vulkaangebied, naar het schijnt uitgedoofd, ouder dan de vulkanen van den Maleischen eilandenboog, sterk gedenudeerd. Deze ontdekking is stellig een der belangrijkste.

3°. Het Madi-plateau, een zandsteen-hoogvlakte, bedekt met tropische hoogvenen en met zeer steile zuidhelling.

4°. Het Schwaner-gebergte, een "einseitig ahbrechendes Schichtenstufen-Gebirge .

Omtrent 1, 2 en 4 is Prof. Molengraaf? van meening, dat ze zich ook over de grens der' zuider- en ooster-afdeeling voortzetten, waarom hij als zijn eerste resultaat formuleert, dat "het bergland van Borneo" —met uitzondering van het Kinabaloe-massief en het Meratoes-gebergte (een ook reeds vroeger gebruikte naam) — in zijn vorm beheerscht wordt door dislocatielijnen, wier strekking een nagenoeg oost-westelijke is. — Plaatsgebrek verhindert ons meer uit deze belangrijke voordracht mede te deelen ').

De interessante mededeelingen van Dr. J. Büttikofer over de Dajalcs aan de Sibau-rivier leenen zich minder goed tot een uittreksel. Zij toonen zeker opnieuw welk een scherp oog deze zoöloog heeft voor ethnologische dingen. Zijn onderzoek kan zoo tot aanvulling strekken van dat van den ethnoloog der expeditie, den heer Nieuwenhuis.

Voor zijne voordracht over Kustvormen in Insulinde moet ondergeteekende verwijzen naar de plaats, waar de hoofdinhoud is afgedrukt 1).

Van de voordrachten over Nederland had een, die van den Ingenieur R. P.

1) Vgl., behalve de Handelingen van het congres, Peterm. Mitteil. 1895, nr. 9.

2) Feestbundel, opgedragen aan Dr. P. J. Veth.