nieuwste gegevens der topographische opneming enz. Daarover wordt bij Sumatra niet gesproken, hoewel toch een gedeelte der Westkust in kaart gebracht is.

Ook voor andere eilanden en eilanden-groepen is de atlas van Stemfoort en ten Siethoff als grondslag genomen, bijv. voor de Aroe-, Timor-, Laut-, Babber-, Sermata- en Dammer-eilanden; maar wanneer men let op de onzekerheid van de voorstelling dier eilanden, met name de Aroeeilanden, in verschillende atlassen, dan legt men zich de vraag voor of de arbeid aan de meting daarvan besteed eigenlijk niet als vergeefsch werk beschouwd moet worden?

Intusschen, wij moeten het waardeeren dat de Regeering eindelijk eens de hand aan de ploeg heeft geslagen en de werkelijk zeer verouderde opgaven, ontleend aan de „Statistieke kaart van Melville van Carnbeé van 1849", door nieuwere en betere heeft willen vervangen. Moge de nu verrichte arbeid niet in allen deele volmaakt zijn, mogen er zelfs hier en daar — buiten de schuld der bewerkers — nog vrij groote gebreken aan kleven, men zal hem toch met dankbaarheid kunnen aanvaarden als eene eerste proeve, die, bij latere uitgaven, meer en meer de volmaaktheid zal kunnen naderen, zoowel door de geleidelijke verbetering van het kartographisch materiaal, als door de toeneming der nauwkeurigheid en fijnheid van bewerking en eene, uit een geographisch oogpunt, zoo wenschelijke meer rationeele indeeling en groepeering der opgaven. De administratieve indeeling zou niet behoeven te vervallen, indien men die gaarne wilde behouden, maar in een afzonderlijk hoofdstuk zou een samenvattend overzicht, op geographischen grondslag, kunnen worden gegeven.

Wij zouden aan het boven gezegde nog eene enkele opmerking willen toevoegen. Het komt ons nl. eenigszins zonderling voor dat de naam van den officier, onder wiens leiding de metingen en berekeningen zijn geschied , niet wordt genoemd. Of is het niet één zelfde officier geweest, maar werd de leiding, naarmate het zoo uitviel, aan een der officieren van het Topographisch Bureau toevertrouwd? Dat laatste behoeft men uit het voorbericht niet op te maken en het komt ons ook niet waarschijnlijk voor. Maar waarom wordt door dengene, onder wiens verantwoording deze omvangrijke en lang niet gemakkelijke arbeid werd verricht, niet persoonlijk, onder zijn eigen naam medegedeeld, waarom hij gemeend heeft de zaak zóó te moeten behandelen en niet anders? Men zal toch met gerustheid mogen beweren dat de bewerking der „Tabel" een arbeid van wetenschappelijken aard is geweest en dat aan den bewerker al de eer, maar ook al de verantwoordelijkheid voor de juistheid ervan, toe-