dat duidelijk van tertiairen oorsprong was en gelegen is tusschen de Bongo Laa en Bemaraha. — In 1894 omvatte het onderzochte terrein vooreerst het Z. W.-deel van het Bara-plateau, waar nieuwe geologische gegevens verkregen en de juiste grenzen der Isalo-keten bepaald werden. Ook de bovenloop der Omlahy-rivier werd onderzocht. In de tweede plaats kwamen de binnenlandsche gewesten Antandroi en Manafaly, die tevoren slechts even bezocht waren, aan de beurt. Hier bepaalde Gautier de juiste zuidelijke grens van het groote centrale plateau, door een hoogen rotswand aangewezen. Het district Antandroi bestaat uit een zee van gneissheuvel-s, in het midden waarvan een massief van basalt of trachyt is gelegen, met hooge afgeplatte toppen. Het district Manafaly, ofschoon ook van gneiss, heeft een volmaakt effene oppervlakte en schijnt een abrasieplateau te zijn. Dit zuidwestelijk deel van het eiland is bepaald hooger dan het N. W.-lijke: een feit, dat verklaard wordt uit den zeer overvloedigen nederslag en den smallen drogen kustzoom.

In zijn „Observations on the Spanish Siërra Nevcida beschreef prof. J. J. Rein te Bonn vooreerst op zeer belangwekkende wijze het gezicht, dat hij van het stadje Salobrena ten W. van Motril uit op de genoemde keten, tusschen wier toppen hij later zoovele dagen en nachten had doorgebracht, had genoten. Het gezicht was schooner dan op de prachtigste gedeelte der Riviera, want zulk een wisseling van terreinen van de azuurblauwe zee af, over de met suiker en met bataten beplante velden aan zijn voet tot de met sneeuw bedekte kruinen van de Mulhacen in de verte vertoont geen andere keten in Europa. Prof. Rein stond daarna stil bij den orographischen , den geologischen bouw en de economische beteekenis der keten. Bleek reeds uit de behandeling van de beide eerste onderdeelen, hoeveel vraagstukken zich daarbij nog voordoen, wat betreft de indeeling der keten, in verband met den aard der gesteenten, ook wat betreft het brongebied der rivieren, bijv. dat der Jenil — nog beter bleek de onbekendheid met de genoemde keten uit tal van andere bijzonderheden, -welke prof. Rein terecht, juist om hare onbekendheid, op een congres ter sprake bracht. Voor de Siërra Nevada bestaat toch nog geen Baedeker of Murray; voor touristen biedt het reizen in dat gebergte nog zoo goed als geene gemakken j in verscheidenheid van kindschappen , die door hun wilde natuur of liefelijkheid boeien, staan zij, zooals in vele andere opzichten, verre bij de Alpen achter. Toch hebben zij hun eigen aantrekkelijkheid, die ze grootendeels aan het bijzondere klimaat ontleenen. Die eigenaardigheden van het klimaat openbaren zich vooral in de hoogere deelen boven de 2600 m., waar, zelfs in Juni, de