aller historischen Bereicherung entausserte, Unzufriedenheit, Verstimmtheit erweckten, so verfiel man, wie dies gewöhnlich geschieht, in ein anderes Extrem, betrachtete jetzt die historische Seite als die weitaus bedeutendste und versuchte Lehrbüchern und anderen geographischen Werken, durch die Beimischung des Historischen die wahre Würze und die höhere Weihe zu geben" x). Uit deze verklaring volgt tevens, hoe onjuist het is te beweren, „Ritter heeft een gedeelte van de menschelijke geschiedenis in de geographie gebracht, en dus het object der beschouwing vermeerderd met den mensch als bewoner der aarde" 2). Integendeel , hij heeft juist de geografie van de daarmee in geen verband staande tallooze historische toevoegsels willen ontlasten en wijst er dan ook uitdrukkelijk op, dat men een onderscheid moet maken tusschen „die blos zufallige historische Beimischung" en „die historischen (nothwendigen) Elemente der geographischen Wissenschaft" 3).
Op het oogenblik dat Ritter deze denkbeelden verkondigde, was ook de physische geografie reeds een anderen, beteren weg opgegaan. De resultaten dooi geleerden als Linnaeus en Buffon op plant- en dierkundig gebied verkregen en de uitkomsten der beroemde reizen van geleerden als Saussure, Forster en Alexander von Humboldt deden meer en meer hun invloed gevoelen en bereidden de vergelijkende studie van de natuurvormen en van hun plaatselijk voorkomen op aarde voor. Daarmede begon een nieuw tijdperk in de wetenschap van den aardbol, waarmee de namen van Carl Ritter en Alexander von Humboldt onafscheidelijk verbonden zijn, als van die twee mannen, die door hunne verbazende werkzaamheid en zeldzame scherpzinnigheid de hooge vlucht hebben voorbereid, die de aardrijkskunde in de tweede helft der 19de eeuw heeft genomen.
1) Einleitung zur algemeinen vergleichenden Geographie und Abhandlungen zur Begründung einer mehr wissenachaftlichen Behandlung der Erdkunde von Carl Ritter. III. Ueber das historische Element in der geographischen Wissenschaft. Vorgetragen am 10. Januar 1833. Berlijn 1852, blz. 154.
2) Blink in de Vragen des Tijds, 1886, Dl. II, blz. 258.
3) Bitter, 1. c., blz. 181.