in Bezug auf die mathematische Scharfe des Ausdrucks darstellt" '). Hij slaagde er in, de resultaten der groote ontdekkingsreizen van de beide voorafgaande eeuwen met de physisch-wiskundige wetenschappen te verbinden en daardoor uit de geografie een samenhangend, wetenschappelijk geheel te vórmen. Zelfs het vergelijkend aardrijkskundig onderzoek, waarvan doorgaans von Humboldt als de grondlegger wordt beschouwd, hebben wij eigenlijk aan hem te danken 2). Hij is een aanhanger der exakte school, want volgens hem is de aardrijkskunde slechts toegepaste wiskunde (scientia mathematica mixta 3) en als hare voornaamste hulpwetenschappen beschouwt hij astronomie en wiskunde. Toch vervalt hij niet in zulk een uiterste als zijn tijdgenoot Liebknecht, volgens wien de geografie slechts voor zoover een wetenschappelijk karakter bezit, als zij toegankelijk is voor de wiskunde.

Onmiddellijke gevolgen had de werkzaamheid van Varenius niet. „Er war seinem Jahrhundert vorausgeeilt; er steht in einsamer Grosse da, keine unmittelbaren Vorganger, keine unmittelbaren Nachfolger" 4). Wel bleef van toen af de verdeeling der aardrijkskunde in twee helften in gebruik, die toenmaals voor 't eerst de namen „wiskundige" en „historische" geografie ontvingen. Weldra werd echter de thans nog niet in onbruik geraakte splitsing in drie deelen ingevoerd, volgens Wagner waarschijnlijk 'teerst door een Fransch geograaf toegepast5). Overigens volgden de exakte en de historische richting ieder haar eigen weg. De eerste maakte daarbij slechts weinig vorderingen, hoewel uit den tegen het midden der 18de eeuw ontbranden strijd over de vraag, wat de voorkeur verdiende: een verdeeling der aardoppervlakte volgens natuurlijke of volgens staatkundige grenzen? blijkt, dat de noodzakelijkheid eenernauwere aansluiting der historische bij de physische aardrijkskunde, meer algemeen erkend werd. Wel werd door den historicus Gatterer in zijn „Kurzer Begriff der Geographie" (1755) een poging gedaan om beide richtingen samen te smelten; maar hij ging niet diep genoeg en kon zulks ook niet doen, wijl de grondslag tot een juiste natuurbeschrijving der landen nog ontbrak, n. 1. „die Fülle des Beobachtungsmaterials" 6). Slechts langzaam

1) Peschel, 1. c., blz. 450.

2) Vragen des tijds, 1886, II, blz. 157. Over Varenins zie Dr. H. Blink in het Tijdschrift v. h. Ned. Aardr. Gen. 1886 en O. Halbig in de Zeitschrift f, Wissensch. Geogr., Dl. VIII (1891).

3) Geographia generalis, blz. 1. 4) Halbig, 1. c., blz. 313.

5) Guillaume de Sanson (de jonge) in zijn Introduction a la ge'ographie. Parijs 1861

6) Wagner, Lehrbuch, 1. c,, blz. 18.

50