slagen zijner wetenschap in alle gestrengheid heeft opgetrokken, daarnaast echter ook een beknopte beschrijving van landen, rivieren en steden gaf en vooral de resultaten der groote overzeesche ontdekkingsreizen mededeelde. Naast hem wordt dikwijls onze landgenoot Gemma Frisius (de oude) genoemd, bij wien evenwel de exakte richting ook nog de overhand had. Eerst met Sebastiaan Munster (1489—1552) kwam de historische richting geheel tot haar recht, in bewuste aansluiting bij Strabo. Zijn lijvig boek *) werd het voorbeeld „der vielen Weltgeschichtsbeschreibungen in raumlicher Anordnung", zooals Prof. H.' Wagner zegt. Wel is waar zoekt men bij hem en zijne navolgers nog te vergeefs naar natuurbeschouwingen, en moet de opsomming van produkten de beschrijving der drie natuurrijken vervangen, wel zijn aardrijkskunde en geschiedenis nog niet van elkander gescheiden en bevatten hunne werken daarom zonder uitzondering uittreksels uit de kronieken der landen en hunne vorsten, alsmede een opsomming der oudheden, bezienswaardigheden, zelfs plannen van steden en afbeeldingen van stadswapens, maar desondanks valt er duidelijk vooruitgang waar te nemen, aangezien niet alleen de gewesten volgens hunne ligging, grootte en geleding beschreven, maar tevens de vruchtbaarheid der landen onderzocht, de bewoners volgens karakter en leefwijze geschilderd worden.
De autoriteit van Ptolemaeus werd evenwel eerst beslist verworpen door Philipp Clüver (f1622). Diens „bewusste Betonung, dass die Landerbeschreibung an die Erscheinungen des Menschen auf dem Erdboden anzukntlpfen habe", is van een methodisch standpunt van groot belang 2). Wel zag hij nog met veel ontzag tegen Strabo op en vond hij in het plan van diens werk het eigen ideaal eener historische geografie 't best verwezenlijkt, evenals ook zijn Introductio een merkwaardige bijdrage levert der langdurige afhankelijkheid van het geografisch onderwijs van de eischen der de toenmalige beschaving beheerschende oudheidkunde 3); hij zag echter de gebreken niet over het hoofd, welke aan de oude schrijvers, zelfs aan Strabo, in veel hoogere mate evenwel aan Ptolemaeus, eigen waren. Hij verlangt daarom ook, dat het werkelijke beeld der oude cultuurlanden geheel los zal gemaakt worden van de opvatting, die 6en enkel oud schrijver daarvan had. „Eine ganz umfassende Aufgabe antiker Landerkunde hatte sich nur einer bisher gestellt: Abraham
1) Cosmographia universalis, Bazel 1550.
2) Wagner, Lehrbuch, 1. c., blz. 16.
3) Philipp Clüver der Begründer der historischen Landerkunde. Von Dr. J. Partsch. Geographische Abhandlungen von Prof. Dr. Albr. Penck, Dl. V, afl. 2, blz. 39.