den later zoo beroemd geworden Regiomontanus te Ween en, en van dit oogenblik af begon een nieuw leven voor de „darstellende Erdkunde" of kartografie *).

Peschel vermeldt drie geestelijken, aan wie de aardrijkskunde groote verplichtingen heeft: Albertus Magnus, Roger Bacon en Vincent de Beauvais. Ofschoon bij hen, evenzeer als bij alle overige beoefenaars der geografie in dit tijdvak, wiskundige beschouwingen en berekeningen op den voorgrond stonden, „kamen doch auch schon Anzeigen daftlr vor, dass neben dem formalen Stoffe auch die Pflicht des Geographen, Erdgegenden wirklich zu beschreiben, in einzelnen Fallen zur Anerkennung gelangte" 2). Dit streven deed zich nog veel krachtiger gevoelen in het tijdvak der ontdekkingen, toen de geografische horizon in betrekkelijk weinig jaren op zulk een buitengewone wijze werd vergroot, zoo vele pas ontdekte landen met hunne bewoners, planten, dieren, eigenaardige natuurvormen en allerlei merkwaardigheden moesten beschreven worden, terwijl gelijktijdig de hernieuwde kennismaking met de oorspronkelijke werken der Grieksche schrijvers Strabo weer meer in aanzien bracht. Nochtans werd ook dit tijdvak direkt en indirekt beheerscht door de geografie van Ptolemaeus. Vooral in Duitschland werd zij, en daarmede dus de wiskundige richting in de aardrijkskunde, toenmaals ijverig beoefend 3). „Deutschland hat nicht alles gethan, aber die deutsche Schule eröffnet die neue Zeit, es war zunachst die astronomisch-mathematische Schule, an deren Spitze Peurbach und Regiomontan standen, die den Ptolemaus studierten und erklarten" 4). Als vertegenwoordiger dezer exakte richting kan vooral Peter Apianus gelden, wiens ver verbreid Cosmographicus liber (1524) geheel met Ptolemaeus opvatting omtrent het wezen der aardrijkskunde overeenstemt.

Terwijl aldus eeuwen lang de wiskundige aardrijkskunde een overwegende, een te groote rol had vervuld, liet na de grootsche ontdekkingen der 15de en 16de eeuw de reactie niet lang meer op zich wachten. Was tot dusver de aardrijkskunde vrij algemeen als een aanhangsel der wiskunde beschouwd geworden, thans had een splitsing plaats in een wiskundig en een beschrijvend gedeelte. Een der eerste schrijvers, welke daarvan uiting geeft, is Glareanus (1527), die wel de wiskundige grond-

1) Ilermann A Schumacher, Olaus Magnus und die altesten Karten der Nordlande. Zeitechrift der Gesellschaft für Erdkunde zu Berlin, Dl. XXVIII (1893), blz. 168.

2) Günther, Handbuch, 1. c., blz. 8.

3) L. Gallois, Les géographes allemands de la renaissance, Faris 1890.

4) Petermann's geographiscbe Mitteilungen, 1892, blz. 40.