Een Oostenrijker, de vrijheer von Brenner, tuk op avonturen, had onder geleide van den heer von Mechel, die meermalen de Karolanden bezocht had en derhalve in die streken bijzonder thuis was, een reis door deze gewesten gemaakt en bereikte den i4<ien April Nagori, een dorp aan den oostelijken oever van het meer gelegen. Hier zou men trachten een boot te huren om naar Samosir over te steken. Dit gelukte en de steven werd naar de Maja-eilanden gewend, die echter, wegens een opgestoken storm niet aangedaan konden worden, zoodat instede van deze te bezoeken, de tocht naar Ambarita, op de oostkust van Samosir gelegen, werd voortgezet. Hier liet de ontvangst aanstonds veel te wenschen over, doch het gelukte ook hier een boot te krijgen, die, hoewel half wrak, hun naar Lottung bracht, op welke vaart de Tuktuk ni asu werd verkend. Ook te Lottung bleek de stemming den reizigers alles behalve vriendschappelijk en openbaarde zich deze maar al te duidelijk, toen de bemanning der boot, die hen overgebracht had van de gelegenheid, dat zij naar het een eindweegs van de kust gelegen dorp gegaan waren om hun verdere reis te bespreken, gebruik maakte om het ruime sop te kiezen en hen aan hun lot over te laten. De terugtocht zoowel als het voortzetten der reis was hun hierdoor onmogelijk gemaakt, zoodat zij aan de genade van den Radja van Lottung overgeleverd waren, een feit dat hen nu niet juist bemoedigend stemde, aangezien deze Radja duidelijk te kennen gaf, de vreemde indringers, die hij voor spionnen van het Nederlandsch Gouvernement aanzag, volgens de adat, ter dood te zullen laten brengen. Tot hun geluk had hij in deze echter niet alleen te beslissen, doch met hoofden uit zijne omgeving te rade te gaan, die, wijl de reizigers volhielden geen Hollanders te zijn, hunne invrijheidstelling verlangden. Gedurende de onderhandelingen, die omtrent dit punt werden gevoerd, hield men hen echter gevangen. Bij een bezoek dat de Radja van Lottung hun bracht, had de heer von Brenner de groote onvoorzichtigheid, dezen een geladen revolver te schenken, dat, ware hij alleen geweest, een einde aan zijn leven gemaakt zou hebben. De heer von Mechel evenwel wist met prijzenswaardige kalmte den aanslag te verijdelen, hetgeen ten gevolge had, dat het minder wraakzuchtig gedeelte der hoofden de overhand kreeg en besloten werd, de gevangenen naar den zendeling Nommensen te brengen, om dezen over hunne nationaliteit uitspraak te laten doen. Eindelijk, na drie dagen tusschen dood en leven gezweefd te hebben, werd tot dit doel naar Balige scheep gegaan, waar genoemde zendeling gevestigd was. Een storm wierp de booten evenwel op de kust van Gopgopang, dat met Lottung in vijandschap leefde. Het gevaar dat