tusschen beiden. Het wierp de aanvallers terug en maakte zich hunne nederlaag tevens ten nutte om op den i6<len Mei 1878 de geheele nog onafhankelijke streek tot aan het meer bij het Gouvernementsgebied in te lijven.

Ongestoord kon het zich, niettegenstaande de tuchtiging eene zeer gevoelige was, in het bezit van het nieuw verworven gebied niet verheugen. De Indische krijgsgeschiedenis leert, dat het zwaard nog herhaaldelijk uit de scheede moest gaan, voordat een tijdperk van rust zou aanbreken , doch de behandeling dezer gebeurtenissen ligt buiten ons bestek. Genoeg zij het aan te stippen, dat de zendelingen in 1881 de troepen volgden en zich te Balige vestigden om op die wijze betrekkingen met de dorpen langs den oever van het meer aan te knoopen en zoo het zijn kon, ook naar het schiereiland over te steken.

Terwijl deze aldus vasten voet aan de westzijde van het meer zochten te verkrijgen, bereisden twee Duitschers de noordelijke Bataklanden, eveneens met het doel om tot het meer door te dringen. Beiden slaagden; den een, den heer Meissner, gelukte het zelfs het noordelijke schiereiland Si-palangit om te varen, terwijl de ander, Dr. B. Hagen ') tot dicht bij Si-lalahi aan de noordwestzijde wist voort te schrijden. De heer Meissner volgde in hoofdzaak de door de vroeger genoemde reizigers De Raedt en De Haan reeds afgelegde route, de heer Hagen daarentegen ontsloot een nog onbekende landstreek. Hij doorkruiste , na den 3isten Aug. 1881 Tandjung Morawa verlaten te hebben, het gebied der Timor bataks en bereikte zonder ongeval zijn doel, gelijk dit ook met zijn landgenoot het geval was. In 1883 begaven beide heeren zich opnieuw op het pad, de heer Hagen daarbij zijn ouden weg volgend, de heer Meissner

blijkt wel uit een brief van Oppu so tutuor, Radja van Si-poholon aan den heer Panas (den zendeling van Asselt) waarin hij meldt: IJa bus *) ni si-singa mangaradja opat pulu onom huta nasida; i. e. dit is de gesteldheid (?) van Si-singa mangaradja, het aantal zijner dorpen bedraagt 46. De brief bevindt zich in de Ethnogr. Verz. van »Artis", Serie 6, N°. 108.

1) Hagen, Eine Reise nach dem Tobah-see in Zentral-Sumatra, Petermann's Mittheilungen 1883, blz. .41—53, 102—105, 142—148, 167—176. — Hagen, Rapport über eine in Dezember 1883 unternommene -wissenschaftliche Reise an den Toba-see, Tijdschr. v. Ind. Taal-, Land- en Volkenk., Uitgeg. door het Bat. Gen. van Kunsten en Wetenschappen, dl. XXXI, blz. 328.

Meissner, Deli und Bataklaender (1883) 1 : 200 000.

*) Komt in Van der Tuuk's Bat. Wrdb. in eene hier bruikbare beteekeDis niet voor.