richting ingeslagen om bij Huta Soit rechtstreeks op Butar af te gaan. Nauwelijks waren zij laatstgenoemd dorp binnengereden en had men de poort achter hen gesloten of allerwegen klonk het helsche geschreeuw der aanrukkende gewapenden, die zich op den weg in hinderlaag gelegd hadden om de ruiters bij het terugkeeren te overvallen. Zij zagen zich bedrogen en omsingelden nu Butar, met stem en gebaren de uitlevering der zendelingen eischend. Doch Radja Pottas zoowel als Baliga bosa bleken mannen waarop zij zich verlaten konden, zoodat zij voor het oogenblik veilig waren. Buiten groeide de menigte steeds aan en voortdurend luider klonk de roep om de padris *) uit te leveren; binnen beijverden de beide bevriende hoofden zich, op den wal staande, de troep toe te spreken om te trachtten deze te overtuigen, dat de blanken geen padlis waren, doch met goede bedoelingen den tocht ondernomen hadden. Intusschen, de eenmaal opgewekte hartstocht was zoo spoedig niet tot bedaren gebracht; twee dagen lang werd geparlementeerd, voordat eenviije afmarsch voor hen bedongen kon worden en zij onverlet Si-poholon terug zagen. Met dit voorval liep, zelfs tegen verwachting, de geheele zaak af, doch weinig heeft het gescheeld of dit eenigszins roekeloos bestaan had een beroering in de Bataklanden teweeggebracht, die de bedenkelijkste gevolgen na zich zou gesleept hebben. De heer Nommensen toch had, zoodra hij kennis kreeg van den benarden toestand waarin zijne ambtgenooten verkeerden, in allerijl zijne getrouwen verzameld en zich aan het hoofd van dezen naar Butar op weg begeven om eerstgenoemden te ontzetten. Nu evenwel kon dit legertje, zonder in den slag geweest te zijn , ontbonden worden. Ware het echter anders geweest, dan zouden moord- en doodslag niet uitgebleven zijn, waardoor het werk des vredes ten koste van zooveel opoffering tot stand gebracht, in luttele weken verwoest zou zijn geworden. Voor de wetenschap is dit uitstapje, hoewel het kort duurde, van betrekkelijk groot belang geweest, aangezien de reizigers een kaartje van het voor hen zichtbare gedeelte van het meer ontwierpen, dat sedert herhaalde malen werd gekopieerd en eerst vele jaren later verbeterd kon worden. Het heeft o. a. tot grondslag gediend van de kaarten die in 1878 door Petermann's Mittheilungen en dit Genootschap werden gepubli-

1) In de Bataklanden houdt men padri voor een Hollandsch woord, dat vijand zou beteekenen, wijl de Padris zich zelf urang puti = witte menschen, noemden. Met dien naam doelden deze echter geenszins op hun huidskleur, doch veelmeer op hun gewaad dat wit was en de zuivering van het geloof, die zij beoogden. Van der Tuuk, Bat. Wrdb. i. v. puti.