tout aussi glorieuse, le règne des Rembrandt, des Frans Hals, des van Mieris, des Terburg, des Potter, de cette école de peinture si justement celèbre. Qui donc a créé cette situation presqu'unique dans les annales du monde? Qui donc a grandi cette petite Hollande au rang des premières nations de lEurope? — L'initiative intelligente et hardie de quelques hommes .... 1)."

Onder erkenning van het vaderlandslievend betoog van den kapitein Monthaye en met de meeste erkentelijkheid voor de hulde aan Neerlands voorvaderen, die met de genealogie van Zuid-Nederland nauw zijn saamgeweven, gaan wij toch niet in alles mede met zijne redeneering. Dat hij, die in den aanvang van zijn rede tot het volk spreekt „je n'ai pas eu la bonne fortune d'aller au Congo" — en dus Afrika enkel uit geschriften kent, de aanhechting van den Vrijstaat zulk een overgroote aanwinst acht, valt niet te verwonderen. Doch zijn vergelijking tusschen den Congo en den Sunda-Archipel is niet in alle deelen juist. De heer GreshofF en anderen, die den Congo van nabij kennen, stemmen overeen dat deze oevers geenszins als permanent verblijf voor blanke kolonisten kunnen dienen. Kapitein Monthaye zegt, dat het goede terrein tot kolonisatie eerst bij de meren begint; maar het grondgebied van den Vrijstaat is aldaar het minst groot!

Wij kunnen moeilijk aannemen dat koning Leopold den Congo — zooals men in België hoort parodiëeren „1'éléphant gagné h la loterie" — zoo gaarne aan België zou afstaan, wanneer de Souverein daarmede zijn eigen fortuin aanzienlijk vermeerderde. Evenmin gelooven wij, dat de bankier Brown de 1 iège zijne voorschotten zou terugvorderen van den Vrijstaat, welke daartoe weder bij België moest aankloppen, wanneer de toekomst van den Congo geheel onbewolkt ware.

Geenszins om met den heer Monthaye van gouden bergen in Congo-land te droomen, maar vooral ter wille van België's nationale eer, inzonderheid als hulpmiddel tot verheffing van het peil van het volk en van den handel bij onze zuidelijke zuster, onderschrijven wij Monthaye s aanbeveling, om den Vrijstaat als kolonie uit de hand van den Souverein, koning Leopold II, te aanvaarden.

„ . . . . on nous offre généreusement une colonie dont la gestation et 1 évolution ont été menées avec une prudence, une connaissance de la politique européenne vraiment admirables, dont le développement rapide a fait époque dans 1'histoire de la colonisation internationale; cette

I) Le Congo devant le pays, pag. 26—28.