soldaat, die hen had willen bestelen en daarna op hen geschoten had, streng zou worden gestraft, en dat ze dus in het vervolg blanken en soldaten weêr even goed als vroeger moesten ontvangen.
Den 2 7sten December vóór zonsopgang vertrokken wij en roeiden den geheelen dag door, zonder iets opmerkelijks te zien, tot wij tegen zes uur 's avonds weder op een bank, tegenover het dorp Gabatoe stilhielden.
28 December gingen wij even naar Gabatoe om wat verschen palmwijn te koopen en arriveerden om twee uuur bij den verlaten franschen post te Kuangu, waar wij thans ontvangen werden door den jongen duc d'Uzès, die daar voor een paar dagen zijn kwartier had opgeslagen ]). Het overige van den dag passeerden wij in aangenaam gezelschap en bleven tot na middernacht bijeen. Hoe gaarne ik ook verder was gegaan — ons huis in Kuangu was gesloten en stond geheel leeg —, kon hiervan geen sprake zijn, daar onze roeiers in hun eigen dorpen waren en ons transport zich hier ook zou verdeelen. Een gedeelte der canoes moest met Mr. I. .., met den hertog en zijn expeditie teruggaan naar Yakoma.
29 December begonnen wij met het aanbreken van den dag onze roeiers te verzamelen; hoewel we met ongeveer honderd man waren gearriveerd, kwamen slechts achttien op het appèl. Natuurlijk wilde ik gaarne naar beneden en de duc d'Uzès naar Yakoma. Enfin! om half één had ik roeiers genoeg bijeen om te kunnen vertrekken, dank zij ook den prins-schreeuwleelijk, in wiens dorp ons huis gebouwd was. Batoe, de hoofdprins, gaf mij een zijner zoons naar Brazzaville mede, zoodat ik daar met een staalkaart van Boven-Mobangi-negers zou aankomen. Dien dag brachten wij het nog tot een zandbank tegenover Bokema, waar wij een bezoek ontvingen van onzen jongen vriend Boenga, die een paar kippen kwam brengen.
30 December vertrokken wij te half zes en stopten om vijf uur 's namiddag bij een zandbank, even voorbij den Kemo. Opmerkelijk is de fraaie echo tegenover den mond dezer rivier; zoowel wij als onze roeiers amuseerden zich daarmede. Een eindje voorbij Bemba's dorp vonden wij nu ook eene tamelijk lastige „rapidèdoor onder den linkeroever dicht langs den wal te houden, kon men ze bij het afzakken der rivier bijna geheel vermijden; opgaande, moet men echter in dezen tijd van het jaar, de canoes gedeeltelijk lossen en langs den rechteroever over de
1) Zie bi. 552 en 553