Aangezien elke neger in elk dorp een nichtje bezit, waarmede hij familie-aangelegenheden te bespreken heeft, verspreiden de roeiers zich bij aankomst naar alle windstreken, om 's morgens, nadat de familiezaken afgehandeld zijn, waarbij een goed glas sambo of toko gedronken wordt, pas na heel veel moeite en bedreiging te begrijpen, dat ze verder moeten en afscheid dienen te nemen.

Nauwlijks waren wij het dorp voorbij, of wij hoorden een geweerschot, dat door een soldaat uit een der laatste canoes op het dorp was gelost. Wij vernamen, dat de bewoners met pijlen op die canoe hadden geschoten, wat ons zeer onwaarschijnlijk voorkwam; om evenwel oponthoud te voorkomen, te meer daar een gedeelte der canoes reeds ver vooruit was, vervolgden wij onzen weg. Om acht uur waren wij in Doungounta, waar wij ons aan verschen palmwijn te goed deden. Ik wilde uit de canoe gaan om de vallen van Cetema te vermijden; doch op de stellige verzekering der inboorlingen, die hier instapten, dat zij ons door de versnellingen zouden brengen en er volstrekt geen gevaar bestond, bleef ik zitten. Wij passeerden thans de soms zoo gevaarlijke vallen zonder de minste moeite. Niettemin was ik blijde, toen niet alleen onze canoe, maar het geheele transport er veilig en wel door was, en de vaart in kalm water verder ging. De rivier was, gelijk ik reeds schreef, geheel onkenbaar geworden. Bij de dorpen Bego en Coemba vonden we nu ook bij laagwater „rapides", die wel niet gevaarlijk ziin, maar toch bij de stuurlui veel oplettendheid vorderen, daar de canoes anders allicht tegen een steen stooten, dwars strooms gaan liggen, en dan gevaar van kantelen loopen.

Met het oog op het kerstfeest, besloten wij dien avond door te roeien tot Mobay, waar wij om zeven uur aankwamen, en door Mr. de B. .. als oude vrienden werden ontvangen. Den 25s'en December werd kerstmis gevierd en een aangename dag doorgebracht. Tegen tien uur naar bed gegaan zijnde, werden wij echter een groot uur later uit onzen slaap opgeschrikt door den heer v. d. A. .., die op dit late uur nog in de duisternis had getracht, door de versnellingen heen te komen en daarbij natuurlijk een canoe, vol met goederen en provisie, had verloren. Wij zonden direct een paar soldaten met v. d. A.. . terug om wacht te houden bij de plaats des onheils en, zoodra de dag aanbrak, te probeeren of er nog iets te redden viel. Onze nachtrust was nu grootendeels bedorven en om vijf uur waren we allen reeds bij de hand om ons naar de „rapides' te begeven. Op de plek, waar de canoe was gezonken, stond ruim zeven meters water en ging een vreeslijke stroom, zoodat