de roeiers de canoe maar gaan, nu en dan een paar slagen met de riemen doende, om stuur te houden."
XX.
Terugreis naar Bangni. De Nederlandsclie factorijen in Midden-Afrika.
„Op 8 December gingen wij vroegtijdig te voet van Mataboengo naar 'Wango en vonden daar een canoe, die ons binnen vijf uur tijds weder te Yakoma terugbracht. Mijn zending was hiermede afgeloopen, zoodat ik ons vertrek naar beneden ging voorbereiden. De inboorlingen hadden echter geen haast; wij moesten dus maar rustig wachten tot van Mobay canoes zouden komen om de reis naar beneden te aanvaarden. Den tijd in Yakoma kortte ik mij door het bouwen van een huisje, hetgeen door gebrek aan werkvolk heel wat moeilijkheden opleverde. Vóór mijn vertrek had ik evenwel de voldoening het gereed te zien; wel was de klei nog niet droog en het kon dus nog niet bewoond worden: doch dat was eene questie van enkele dagen.
De heer V. d. A. .. . was inmiddels met een paar canoes naar Ouadda gegaan om een bezending kralen te halen, die door de „Frederik" tot Bangui waren gebracht, aan welk artikel voor den handel groot gebrek heerschte. De jagers bleven onze tafel voorzien van heerlijk antilopenvleesch. Ook ons volk had zich niet te beklagen, daar er dikwijls olifanten gedood werden. De Sakara's, die namelijk uit de dorpen van Lambasso e. a., waren met grasbranden en dus ook met jagen begonnen; hier door werd het wild naar onzen kant opgedreven en kwamen de olifanten tot in de nabijheid van den post. Zelf nam ik hier nooit aan een jachtpartij deel en verbood het ook aan de employés. Men kan vrij zeker zijn een flinke koorts op te loopen, wanneer men, medegesleept door de opwinding van de jacht, uren achtereen in de brandende zon door gras, vooral door moerassen gaat; dat is de jacht niet waard. Bovendien schieten de zwarte jagers beter dan de blanken. Vermoeid en opgewonden zijnde, schieten de laatsten als het wild op een afstand van vijftig tot honderd meters is; daar dan hun hand niet vast en hun arm vermoeid is, mist het schot veelal of is niet doodelijk. De zwarte jager daarentegen behoudt zijn kalmte, sluipt door water, struikgewas en gras tot hij op tien tot vijftien meters van het wild is en mikt dan