hadden de negers der groote boot er schik in, zeker bij wijze van wraakneming, om onze canoe zoó dicht langzij te passeeren, dat ze vol water sloeg; het scheelde weinig, of wij hadden een allesbehalve aangenaam bad gekregen. Tegen elf uur waren wij eindelijk voor den „Eta/"post te Bangasso waar wij door den heer M. .. . en dr. R. .. ontvangen werden, die ons in de gelegenheid stelden de natte plunje voor droge kleêren te verwisselen, waarna wij onthaald werden op het zelfde sorgho-bier, dat ons reeds bij Lengo zoo kostelijk gesmaakt had. De post bestaat uit twee flinke woonhuizen van klei met grasbedekking, keuken en kruithuis, verder uit een aantal hutten voor de bezetting. De laatste waren thans bijna alle leeg, daar het meerendeel der soldaten met den commandant B. .. . op expeditie was.

Het dorp van Bangasso ligt op een groot kwartier afstands van den post, tegen den zoom van het woud. Wij bleven rustig bij onzen gastheer. Eerst den volgenden dag zond ik Bangasso een cadeau, bestaande uit achttien stukken goed elk van twaalf yards, zes fijne witte hemden en nog wat kralen. Kort daarop ging ik, vergezeld van den dokter, Lt. M..., en mijne twee reismakkers, aan Bangassoe een bezoek brengen. Zijn dorp telt ongeveer vijftien honderd hutten van allerlei grootte, dicht op elkadr gebouwd, hier en daar opgevroolijkt door een vuilnishoop. Aan den ingang van het dorp is een groot open plein, waar het door den „Etat" aan Bangasso verkochte kanon op de affuit staat. Op dit plein was men bezig voor Bangasso een huis met veranda volgens Europeesch model te bouwen. Aan den uitersten hoek van het dorp kwamen wij bij eene omheinde ruimte, waarin Bangasso's woonhuis stond. Binnen de omheining vonden wij alleen een paar vrouwen: ook met de reeds meermalen vermelde kapsels van couries en kralen. Bangasso's hut was op palen gebouwd en werd beklommen door middel van een trap, juister gezegd langs een hellend vlak.

Na korten tijd te hebben gewacht, kwam de chef binnen. Hij is een zwaar gebouwde neger met een intelligent, vroolijk uiterlijk; hij droeg een broek en een witte jas met onderofficiers epauletten : bij wijze van decoratie droeg hij een lintje met kroon van de „Union Royale des sous-officiers beiges", hem door een grappenmaker vereerd. Op het hoofd droeg hij een rooden fez met gouden kwast; schoenen en kousen voltooiden zijn costuum. Hij scheen zich volkomen op zijn gemak te gevoelen en maakte zoo ongeveer den indruk van een flinken Gelderschen veeboer. Na de voorstelling converseerden wij een poosje door tusschenkomst van Lt. M..., dronken een glas sorgho-bier, en stonden toen weer op,