inboorlingen maken daarvan misschien wel gebruik om in hunne kleine canoes op vischvangst naar de eilandjes te varen; zij kunnen er evenwel niet doorheen om de bovenrivier op te gaan. Tegen zeven uur kwam een zware koude mist opzetten, die noodzaakte, ons heil onder de dekens te zoeken. •

Den 2deri December waren wij reeds voor zessen op de been; het was zeer koud. Wij waren zoo vroeg opgestaan met het doel, nog vóór de zon sterk doorkwam, óm de vallen „Chutes Hanssens" te wandelen, waarvoor drie uur noodig was. In Afrika is het, als men geen eigen personeel heeft, onmogelijk vooraf eenige berekening te maken; zelfs al heeft men personeel, dan blijft het nog kunst en vliegwerk om op tijd weg te komen. Wij zouden voor onze bedden enz. van den dorpsprins dragers krijgen; hoewel wij alle mogelijke moeite deden om de menschen bij elkaar te zoeken en er slechts tien noodig hadden, kon den wij eerst om half tien op weg gaan.

De weg leidde landwaarts. Een paar maanden vroeger zou dit alles behalve prettig geweest zijn; thans was het moeras echter droog en hadden wij alleen lasj van het hooge scherpe gras, dat in handen en gezicht sneed. De zon was doorgekomen en scheen fel. Er was nog een steile heuvel te beklimmen, op welks top wij buiten adem aankwamen. De bodem bestond uit ij/.ererts, bedekt met een dunne laag humus, waarop gras en op sommige plaatsen plantages van sesamé welig groeiden. Van den heuveltop volgden wij een vlak land, nu en dan met moerassen doorsneden; op enkele plaatsen was het gras reeds afgebrand, op andere daarentegen stond het nog twee è. drie meters hoog. Slechts eenmaal zagen we sporen van olifanten, doch vonden geen wild behalve wat paarlhoenders. Om half twaalf uur daalden wij weder af naar de rivier, die in de verte stroomde, nog steeds vol groene eilandjes; om half een hielden wij op in het kleine dorp van Gorzobangui. Hier bleven wij uitrusten en eten en gingen om half vier met eene canoe naar het aanzienlijk dorp Mataboengo, waar wij den nacht moesten doorbrengen en een groote canoe van Bangasso zouden vinden, die ons verder zou voeren.

De rivier wordt geheel in beslag genomen door rots-eilanden, dicht begroeid met palmen en ander geboomte; voor het water blijven slechts een paar kanalen over en zelfs deze zijn weer door steeneu versperd. Hoe de negers door deze snelstroomende kokende masa een weg vinden is een raadsel, wij kwamen er goed doorheen en waren om kwart over vieren in het dorp van prins Mataboengo, die ons dadelijk een be-