was. De ongelukkige scheen mij toe nog geen veertig jaar oud te zijn; toch waren zijne beide beenen en de linkerhand reeds geheel „pourries", de neus en het aangezicht aangetast. De rechterhand was nog gezond. Deze toestekende, drukte hij ons onder het uiten van een welkomstgroet hartelijk de hand, waarna hij weer tegen zijne vrouw, een prachtige negerin, ging leunen. In de nabijheid zat zijne zuster, die een énorm, geheel met couries bedekt kapsel droeg, dat wel zes duim buiten het hoofd uitstak; een hupsch wijfje, dat direct met eene nieuwe flesch toko kwam aandragen. Twee slaven waren bezig om met takjes en bladeren de vliegen van de wonde beenen en de hand huns meesters af te houden; 'twas een treurig gezicht dien man,'in de kracht van zijn leven, daar zoo ellendig te zien zitten. Een zijner zoons — ik ken er drie, alle flinke kerels — diende ons als tolk. Daar v. d. A'... het Yakomaen Sango-dialect een beetje machtig was en onze tolk bleek zeer intelligent te zijn, kostte het niet veel moeite om een paar woorden over den handel enz. te wisselen en mijn geschenk te overhandigen. De tweede zoon wilde met ons teruggaan om eens wat van de wereld te zien. Wel verre van zich daartegen te verzetten, was Lambasso zeer verheugd dat ik mij met die zorg wilde belasten en gaf herhaaldelijk zijne goedkeuring te kennen. Daaruit blijkt weder, hoever dit ras boven andere negervolken staat. De Sakara's snakken naar de voordeelen der beschaving. Ik hoop, dat Frankrijk, beter nog „1'Etat Indépendant du Congo" spoedig maatregelen zal nemen tot het oprichten van scholen, of wel de chefs in de gelegenheid zal stellen, een aantal jongelieden naar de kust te zenden om daar te worden onderwezen in handwerken als timmeren, metselen enz., ook in lezen, schrijven en hymne-zingen: zoo dit laatste maar niet tot hoofdzaak verheven wordt!

Ik maakte mijn bezoek zoo kort mogelijk en was blijde weer buiten het bosch en in het dorp te zijn. Hier stond wel een groote vlaggepaal doch zonder vlag. Lambasso staat èn als chef èn als zoon onder zijn vader Bangasso en dus onder heerschappij van den Vrijstaat. Tot nu worden trouwens deze negers even goed behandeld door Frankrijk als door den ,^Etat . De Sakara s weten zeer goed dat hun lot in geen enkel opzicht zal veranderen, wanneer hun land aan de eene of aan de andere mogendheid wordt toegewezen; zij zorgen dus met beiden goede vrienden te blijven.

Als verblijfplaats was ons een nieuwe hut aangewezen, van klei opgetrokken, rond ter middellijn van ruim vier meter en, om meerdere hoogte te geven, ruim een halve meter uitgegraven. We maakten nog