man te doen dragen. Om kwart voor zeven gingen wij op weg; reeds een kwartier later moesten wij door een modderpoel. Ik zocht een sterken kerel uit om mij te dragen, doch moest nog een paar keer van drager verwisselen, en was blijde toen ik weder op mijn eigen beenen stond. Een half uur later moesten wij door tamelijk diep stroomend water. Zoo ging het maar steeds voort; nu eens een half uur, dan weder een uur door grasveld marcheerend, dan weer door moeras heen, door dikke modderbrij of in het bosch stroomend water, tot wij om twee uur, dus na bijna zeven uur gaans, in het dorp aankwamen. Onderweg hadden wij eene groote kudde buffels gezien; doch zij bleven buiten het bereik van onze geweren; in het open veld hadden wij geen lust er op af te gaan, te minder daar zij ons toch al spoedig bespeurden en zich in galop verwijderden. Wij hadden twee of drie voorloopers, die door een gerekt fluiten de tegenwoordigheid van wild aankondigden, waarop zich de geheele karavaan direct doodstil hield en zonder het minste gedruisch verder trok; ook zagen wij talrijke sporen van olifanten en antilopen. De geheele landstreek was met gras begroeid, op enkele plaatsen stond dit twee meter hoog, hetgeen het loopen zeer bemoeilijkte; op andere plaatsen daarentegen was het over groote uitgestrektheden afgebrand, en zoo'n vlakte was dan bedekt met een prachtig lichtgroen tapijt. Overal waren kolossale mierenheuvels, die, mede met gras begroeid, aan het landschap ietwat afwisseling gaven en de eentonigheid braken. Bij onze aankomst in het dorp was ik doodmoe; door de lange reis aan boord der „Antoinette" en in de canoes scheen ik het loopen afgewend te zijn. Wij verfrischten ons met een paar glazen toko, die hier uit een kleine soort millet of sorgho wordt gekookt; hierbij aten wij wat brood met sardines, en gingen daarna een bezoek brengen aan den chef.

Het dorp ligt op een open, aan alle kanten door bosch omringde plek; de hutten zijn in het rond tegen den zoom van het woud aangebouwd, wellicht met het oog op de schaduw. De daken zijn van denzelfden vorm als bij Sango- en Yakoma-hutten. Om de hutten staan heiningen van gras, ten einde het erf af te sluiten en nog wat schaduw te geven. De prins zelf had zijne verblijfplaats gekozen in het bosch; het pad, dat er heen leidde, was door eene grasdeur afgesloten. Op een opengehakt plekje gekomen, waar rechts een paar kleine hutten stonden, zagen wij een kring van Sakara's op den grond neergehurkt; in het midden daarvan een bank, waarop een man in den schoot eener vrouw lag te rusten. Dichterbij getreden, merkten wij dat dit de chef Lambasso