dus daarom ter sprake werden gebracht en voor een internationaal onderzoek aanbevolen. Het waren de Zuid- en Noordpool-gewesten, verschillende gedeelten van Afrika en Australië, Nieuw-Guinea, Klein-Azië en enkele andere gedeelten.

Het Zuidpool-onderzoek werd ook weder op dit congres, zooals reeds 30 k 40 jaren achtereen op alle internationale en nationale bijeenkomsten (Geographentage), aanbevolen door prof. Neumayer te Hamburg. Ook nu weder stelde hij in het licht, hoe weinig dit onderzoek sedert de dagen van Ross (1841) was gevorderd en welke groote beteekenis hetzuidpoolbekken bezat voor hydrographische en klimatologische waarnemingen, vooral gedurende het winterhalfjaar, dewijl men op dit gedeelte van den aardbol tot dusver niet had overwinterd; hoe de studie van het aardmagnetisme en der Zuiderlichten voor de zuidelijke helft dringend noodzakelijk werd, vooral dewijl sedert de voltooiing der publicaties over het internationale noordpool-onderzoek van 1883 eene vergelijking der toestanden aan de beide uiteinden der aarde mogelijk was geworden; hoe de studiën over den vorm der aarde en de bepaling daarvan door slingerproeven, die met het toestel van Kolonel von Sterneck zooveel beter konden geschieden , thans door dat Zuidpool-onderzoek een geheel andere richting en vlucht zouden kunnen nemen, even als die over het ijs, den zuidelijken ijskap, het dierlijk leven (Plankton-onderzoekingen), de veranderlijkheid der geographische breedte, in verband met de slingeringen van de aardas, en vele andere physische en geophysische onderwerpen. Ook de verschillende wegen naar de Zuidpool en het internationale onderzoek van het bekken op stations, als rondom dat van de Noordpool in 1883 , werden door hem ter sprake gebracht. Ten slotte verlangde hij dus een internationale beweging, als 50 jaren geleden in Frankrijk, Engeland en de Unie, maar geen resolutie van het congres, tenzij vooraf rijpelijk overwogen door een daartoe aangewezen comité, hetzij nu, hetzij later.

Hebben wij den inhoud van Dr. Neumayers voordracht beknopt teruggegeven, dewijl zijne denkbeelden te dien opzichte reeds herhaaldelijk werden uitgesproken en ook in ons Tijdschrift gepubliceerd en toegelicht — het kan zijn belang hebben, bij de daarover gehouden discussie iets uitvoeriger stil te staan, te meer, daar zoo bevoegde autoriteiten aanwezig waren om daaraan deel te nemen.

Sir George Nares, door den Voorzitter uitgenoodigd van zijn gevoelen in dezen te doen blijken, liet zich daartoe niet vinden, dewijl hij, volgens den voorzitter, als -AWr^pool-reiziger, daartoe „too bashful", te bescheiden was. Daarentegen waren Sir John Hooker, Dr. John Murray en