kunnen aanstippen. Voor de geographie is het gebied tusschen de Aegeische Zee en het hoogland van Iran hierom zoozeer de aandacht waard, omdat men door de bestudeering van Anatolië een inzicht krijgt in den geologischen bouw van het geheele werelddeel, ja zelfs van de geheele aarde, en daarin aanleiding vindt tot het maken van eene vergelijking, zooals men die tot dusverre nog niet heeft kunnen beproeven. De vergelijking van Anatolië en Centraal-Azië toont ons, dat gelijksoortige tellurische werkingen in verschillende gedeelten van denzelfden aardgordel, overeenkomstige sporen hebben nagelaten, dat in de geophysische en de biogeographische verschijnselen, toestanden en bewegingen zeer diepgaande analogieën aan het licht komen. Wij leeren inzien waarom juist het dubbel-continent Eurasië als het ware voorbeschikt was om de cultuurvolken tot ontwikkeling te brengen, waarom de oostersche kwestie het onvermijdelijk gevolg moest zijn van de volkeren-bewegingen in dat vasteland en hoe de oostwestelijke richting van de volksverhuizingen ten allen tijde een gevolg is geweest van de natuurlijke gesteldheid. Maar van nog grooter belang dan die gezichtspunten is het methodische; immers, de spreker hoopte aan te toonen dat ook in de landkunde de causaal-vergelijken de methode ons tot het hoogste doel van het wetenschappelijk geographisch onderzoek moet leiden.
Tot zoover Dr. Naumann. Men zal inzien dat de wetenschappelijke bewijsvoering, noodig om zulk een hoog standpunt te kunnen innemen, niet in een paar woorden is te geven en dat men de „compte-rendu van het congres zal moeten afwachten om daarin Naumann s opstel in zijn geheel te kunnen bestudeeren. Datzelfde geldt ook van Dr. Passarge s beschouwingen over laterieten.
Interressant waren de mededeelingen over de noordelijkste Eskimo s door Bryant, die in 1891 aan de kust van Labrador was geweest en in 1892 en 1894 jn Noord- en Zuid-Groenland, in verbinding met de expedities, welke waren uitgezonden om Peary af te halen.
De Eskimo's van Labrador zijn een eenigszins ontaard ras, tengevolge van de langdurige aanraking met de Europeanen. Ook die van ZuidGroenland zijn achteruitgegaan, want zij bezitten niet meer de kracht en het volhardingsvermogen welke noodig zijn voor de jacht, hetgeen Bryant toeschrijft aan het voortdurend gebruik van koffie en tabak en aan de Europeesche kleeding. In weerwil der welmeenende zorg van het Deensche gouvernement blijkt ook hier weer het gevolg der aanraking van beschaafde en onbeschaafde rassen.
De noordelijkste Eskimo's, door Sir John Ross, die ze het eerst heeft