kampongs tot het landschap Pangoeroeran behoorende; daar zij niet zeer hoog boven het meer-niveau ligt, worden de bataksche soloes (prauwen) er gemakkelijk over heen getrokken van het eene meer naar het andere. De landengte zelf heet Si Ogoeng Ogoeng en mag niet worden doorgegraven, natuurlijk uit bijgeloof. Men beschouwt deze strook misschien ook wel als een sombaan, dat is een plaats waar de geesten huizen, die iemand ongeluk kunnen aanbrengen, indien hij eene dergelijke plaats verontrust of beschadigt. Deze landengte, vooral van boven gezien, aan beide zijden het diepe, donkerblauwe meer, daarnaast de statige kegel van den Poesoek Boekit, waarachter weder de hoogvlakte vanToba; het schoone meer van Si Hotang, de tallooze groene kampongs aan de oevers en hellingen van Samosir; dat alles vormt een geheel zoo schoon dat ieder er door geboeid wordt en met bewondering en verbazing dit schitterende natuurtooneel aanschouwt.

Djonggi Manaoer van Limboeng kwam te Si Hotang in het hoofdkwartier zijne opwachting maken, bood het Gouvernement zijne onderwerping aan en werd door ons met eerbewijzen ontvangen. Zijn landschap en de verder tot Lottoeng behoorende, bereids boven vermeld, zouden wij met de colonne niet bezoeken, maar van Si Hotang oversteken naar Samosir; dit geschiedde dan ook met behulp der Bataksche prauwen op den 21 sten September. Des morgens te 7 ure begon het inschepen en overzetten, te ongeveer 11 ure was alles gelukkig aan de overzijde.

De bevolking in de verschillende landschappen, die we nu passeerden op onzen verderen marsch naar de landengte (Pangoeroeran), had zich reeds te voren, door het zenden van hoofden, onderworpen en zoo geschiedde het ook te Pangoeroeran waar we te 1 ure in den middag aankwamen; de troepen werden in een tweetal kampongs van dit landschap onder dak gebracht. Langs het meer was een aarden wal opgeworpen van ± 125 meter lang, 1 meter dik en hoog, die wel aanduidde dat men zich oorspronkelijk op verzet tegen ons had voorbereid; nu waren overal de witte vlaggen uitgestoken.

De voornaamste landschappen langs dezen oever, die voor de door hen aan S. Mangaradja verleende hulp, boeten aan het Gouvernement hadden te betalen, waren behalve Pangoeroeran nog Pintoe batoe, Pintoe sona, Ria ni ate en Hoeta Namora.

Wij passeerden al deze kampongs ook weder den volgenden dag 22 September, op den terugmarsch naar het landschap Oerat.

De excursie werd nu als afgeloopen beschouwd en wij verlangden allen, zeer begrijpelijk, terug te keeren; we waren nu ongeveer eene maand