smalle pad, steil in het meer afdalende, hadden afgegraven. Gelukkig verbreedde zich aan deze zijde op dit punt het gewone pad tot een klein plateau, waar het geschut konde worden opgesteld; het vuur werd geopend op den vijand voor ons en op de verderop gelegen kampongs.

Eene patrouille, onder bevel van een der officieren, klauterde op zijde van de colcnne moedig naar boven en verdreef den zich achter steenen en terreinverhoogingen verdekt opgesteld hebbenden vijand; het pad werd weder bijgewerkt en steeds vurende rukte de troep voorwaarts. Intusschen dreigde ons, man achter man op het smalle pad staande en beneden ons het diepe, dor.kerblauwe meer, een ander gevaar van boven. De bevolking had nameijk, hoog boven ons in de lucht, een aantal rotsblokken en steenen losgerukt en liet die op de colonne naar beneden storten.

Met groote sprongen en bogen kwamen nu en dan kolossale steenklompen naar beneden; als door een wonder werd niemand gekwetst of gedood; blijkbaar had men deze manoeuvre niet voldoende voorbereid en werd zij, gelukkig voor ons, slecht uitgevoerd. Had de vijand toch dagen te voren groo'.e massa's steenblokken losgemaakt en die op het geschikte oogenblik aie op eens naar beneden laten vallen dan hadden we zware verliezen geleden. De troep avanceerde zoo snel mogelijk om aan dit gevaar, waartegen men zich niet konde weren, te ontkomen, en, zooals ik reeds aanmerkte, gelukte zulks ook. Volgens de berichten had de vijand bij het gevecht, dat ongeveer een uur duurde, 15 dooden en gewonden. De bevolking trok uit de kampongs terug en ging op de vlucht. De Tobaneezen in de prauwen, zoowel onze nasleep als een aantal op buit beluste lieden uit het landschap Si Imbolon (op Samosir tegenover Si Hotang gelegen en vijand van dit laatste), den uitslag van den strijd ziende en den vijand ziende aftrekken, waren in een oogenblik aan wal en plunderden en brandden eenige kampongs in het landschap af; met geweld werden deze roovers nu en dan de kampongs uitgedreven, waar zij alles wat maar eenigszins draagbaar was medevoerden en naar hunne prauwen sleepten. Nadat nagenoeg 7 kampongs waren verbrand stak de bevolking overal de witte vlaggen uit en werd aan de tuchtiging een einde gemaakt. De landschappen aan de overzijde op Samosir konden van Si Hotang uit met geschutvuur worden bereikt, daar het meer hier vrij smal is (ruim een paal breed); toen eenige granaten in de kampongs sloegen vroeg men ook daar om den vrede.

Terwijl nu de onderhandelingen met de landschappen aan het meer aan deze en gene zijde door den controleur van Toba werden voortgezet, en deze daartoe met eene bezetting onder eenen officier te Si Ho-