vooral indien de onaangename en kille regen met hevigen wind, zooals die op de hoogvlakte bijna iederen dag waait, gepaard ging.

Van hier uit hadden we, zooals ik boven reeds opmerkte, verbinding met het landschap Bakkara en van daar met het Gouvernementsgebied. Langs dezen weg werden nu ook de muildieren en paarden, die bij de artillerie der colonne behoorden, naar Taroetoeng teruggezonden. Wij zouden van Parsinggoeran uit toch naar het Toba-meer moeten afdalen om onzen tocht voort te zetten en konden daarbij onmogelijk deze dieren medenemen. We zouden echter nog eenen vermoeienden dagmarsch hebben, alvorens beneden aan het meer te komen. Te Parsinggoeran bleef de colonne tot den 8sten September; den 7<len werd van hier uit door eene patrouille het kleine landschap Hoeta djoeloe niet ver van den boschrand gelegen, getuchtigd. Den achtsten daaraanvolgende werd opgebroken naar Saboelan, aan het meer gelegen. Steeds over de hoogvlakte voorttrekkende, den Oeloe Darat aan onze linkerhand, passeerden we nog verscheidene ravijn-overgangen, voordat we den rand der met alang-alang begroeide vlakte bereikten. Van hier hadden we eindelijk weder het schoone uitzicht op het Toba-meer aan onzen voet. Het moeielijkste gedeelte van den tocht begon nu eigenlijk eerst: de afdaling langs een steil pad, meestal een steenen trap naar het landschap Saboelan. De rand der hoogvlakte ligt hier niet ver van den Oeloe Darat, ±650 Meter boven den spiegel van het meer. Een vreemd gezicht was het van beneden uit de colonne als eene reusachtige slang langs het steile bergpad te zien afdalen; daar man achter man ging, was de achterhoede nog boven op den rand der vlakte toen de spits reeds den voet van den berg had bereikt; scherp teekenden zich de manschappen, die nog boven stonden , tegen de heldere lucht af. We waren allen blijde, dat we aan het meer waren in eene zachtere lucht en de gure hoogvlakte hadden verlaten; thans zouden we ons weer dagelijks heerlijk in het heldere water kunnen baden. Een onzer had dit echter bijna het leven gekost; niet kunnende zwemmen en er niet op lettende dat het meer hier overal even diep is, sprong hij onvoorziens in het water en zou misschien zijn omgekomen indien hij niet door spoedig toeschietende hulp weder op het droge ware gehaald. Het Toba-meer biedt over het algemeen genomen weinig goed strand aan, behalve daar waar dit langzaam afloopt, met helder wit zand is bedekt en niet is een moeras of een met dichte waterplanten begroeide oeverrand. Overal waar het gebergte steil naar het meer afloopt is dit aan den oever ook zeer diep, ja loopen de rotswanden veelal rechtstandig naar beneden; dit is voor een groot gedeelte het geval met