* de stad was achtergebleven, werd, niet zonder gevaar, bij nacht en matten gewikkeld aan boord gebracht. „Alzoo was den 2Ósten October e vriendschap weg en alle handel uit". De Chinees, bij wien de comlezen m de laatste dagen gastvrijheid genoten hadden, kwam daarna t lmehjk aan boord> eggende, dat hij met zijne compagnie voor de stad jonken had liggen, met muskaatnoten en foelie geladen, die hij ereid was te verkoopen, mits dat zij de schepen aanhaalden. Daar hij iet leveren mocht, moest het den schijn van eene plundering hebben, e koop werd gesloten; de jonken werden met geweld van wal gehaald en gelost, en zoo kwam de scheepsraad nog in het bezit van 25 last muskaatnoten en 8000 pond foelie. Dit was de laatste vracht, die werd ingenomen. Het werd hoog tijd dat de schepen zee kozen, want zoetelaars i^ten te vertellen, dat een aantal vaartuigen werden gereed gemaakt, °m de schepen met overmacht aan te vallen, Eene poging om de Portugeesche bark te nemen, die den gezant van Malakka overbracht, waarbij nj wat schoten in de stad vielen, had, evenals een aanval op eene met rijst en gedroogde visch, die ter reede kwam, achterwege kun«en blijven. Al begrijpen wij hoe spijt over hetgeen hun weervaren was Ce schePe,lngen bracht tot daden, waarmede thans niets meer te winnen viel; al geef ik gaarne toe, dat De Houtman en alle leiders van den zeetocht geen heiligen noch lammeren waren, maar kinderen van de ' de eeuw, wien het bloed der watergeuzen nog door de aderen bruischte, et gaat toch niet aan de onbevredigende uitkomst van den geheelen andel te Bantam aan het roekeloos en onberaden geweld der scheepsoverheid te wijten. Aan middelen om een tegenwicht te geven aan den ortugeeschen invloed en de vriendschap der Javanen te winnen, heeft zij het in den aanvang niet laten ontbreken, maar zij bleek niet opgewassen tegen de listige machinatien van een vijand, die den Javaan beter kende dan zij en wist hoezeer deze gevoelde hem te moeten ontzien.

Op den 6den November werden de ankers gelicht en zetten de Hollaners koers naar de reede van Jacatra. Zij werden hier met alle voorkomendheid bejegend, maar voor den handel viel er niets te doen. De commiezen wilden nu den steven naar de Molukken wenden, doch de schippers, die naar huis verlangden, verklaarden er zich tegen. Men vervolgde e reis dus langs de noordkust van Java tot Sidaijoe, waar de schepen

^klaagd, maar dat hij zijne bevrijding niet heeft kunnen verkrijgen, terwijl de be'Jvers van deze booze daad ongestraft bleven.