de ondercommies Lodewijcksz. behoorde, werd de terugkeer tot de schepen belet, en op alle aanwezige koopwaren beslag gelegd.

Men ziet dat deze treurige loop van zaken een gevolg is geweest van het verraad der Portugeezen en de trouwelooze handelwijze der Javanen *). De Houtman en de overige commiezen hadden zich niets te verwijten; er waren meer of min aanzienlijke partijen gekocht en men had slechts gewacht op den oogst en de afrekening met den rijksbestuurder, om de volle lading in te nemen; ja er was zelfs ter elfder ure met hem eene overeenkomst getroffen over den prijs 2). Het is duidelijk, dat hij wél koopen, maar hij niet leveren wilde. Naar het schijnt, hebben de Javanen eerst geen plan gehad De Houtman en de zijnen gevangen te houden, en was hunne bedoeling, gelijk zij door een tolk op de schepen deden berichten, hen als gijzelaars te houden, tot de Portugeesche jonken ongehinderd zouden zijn weggezeild. Maar de scheepsraad, ten hoogste verstoord, wilde zich niet langer met leugens laten paaien en represailles nemen. De Houtman smeekte in een brief, dat men toch niet overhaast te werk zou gaan, maar wachten tot de jonken vertrokken zouden zijn. Zijn schrijven vermocht de opgewonden gemoederen niet tot bedaren te brengen; men vreesde dat de toeleg was, de gevangenen met de jonken naar Malakka te voeren. Op De Houtman's dringende bede besloot men vooraf nog een uitvoerig schrijven tot den rijksbestuurder te richten 3), en eerst toen dit onbeantwoord bleef, namen de vijandelijkheden een aanvang met het beschieten van de stad en een aanval op de in lading liggende jonken. Het blijft te bejammeren dat de scheepsraad tot deze overijlde daad is overgegaan; gelukkig deed men het geschut zwijgen, toen men door De Houtman's brieven de zekerheid

1) Ook II. de Groot {Annalesi Lib. VI) spreekt van de "infïda barbarorum ingenia, quos passim, et in Java maxime, Lnsitani emerant, ut specie pacis caedem et praedam occultarent; hinc praelia et morae,\

2) In aanteekeningen op het Rijksarchief vond ik vermeld op 27 Aug., dat de nieuwe oogst binnen was en de gouverneur beloofd had 5 zakken peper, elk wegende 54 pond, te leveren voor 100 cassis, tegen 1300 cassis den reaal van achten.

3) De brief, die door Pontanus uit het door hem gebruikte Journaal werd overgenomen, droeg de onderteekeningen van de commiezen Karei en Van Hel en de schippers Mullenaar en Scbellinger. Aan de vergaderingen van den scheepsraad hebben in dezen tijd ook de schipper Mau en de commies Naso deelgenomen. Stuurlieden zooals Keyser, die echter reeds den I3den Sept. bezweek, zullen vermoedelijk mede in deze kritieke omstandigheden geraadpleegd zijn. Van al het verhandelde gedurende het verblijf voor Bantam zijn echter geene officieële bescheiden bewaard gebleven.