Vlel niet mede. Nadat in Bantam was rondgeklonken, dat ieder vrij in den winkel kon komen koopen, waren er wel liefhebbers gekomen, maar klaagde over de duurte. Meermalen 'had hij met den rijksbestuurder over den peperprijs gesproken, doch hem zeer weifelend bevonden. Ook Schijnt men het over de muntberekening niet eens te zijn geworden ').
prijs, waarvoor hij eindelijk zeide peper te willen leveren, was geheel °naannemelijk en veel hooger dan op de markt werd betaald. Het was duidelijk, dat hij en de Sjahbandaar de Portugeezen meer vertrouwde dan de Hollanders. Weldra bleek wat de oorzaak was van de veranderde geZ1ndheid der Javanen. De Portugeezen lieten niets onbeproefd om de Vreemde handelaren bij hen in discrediet te brengen. Die Hollanders kwamen niet om handel te drijven, zeiden zij, maar met vijandige bedoelingen ; daarom kochten zij niet. Zij waren zeeschuimers, en in de geleverde gevechten was de bemanning hunner schepen zoo gedund. Als de rijksbestuurder hen aan den praat hield, zouden zij in grooter getale aan land komen en nog meer koopwaren overbrengen. De Portugeezen rekenden op zijne geldgierigheid en hoopten hem te bewegen, de hoofden der expeditie voor eene goede som in hunne handen te leveren, terwijl hijzelf zich dan met hunne koopwaren kon verrijken. De eerlijke ^an Hel wilde eens in ronde taal met den rijksbestuurder spreken, maar de scheepsraad begreep, dat het allerminst geraden was eene vijandige houding aan te nemen. „Die des gouverneurs vrienden zijn", schreef hij hem „moeten wij uiterlijk ook voor de onzen houden". Intusschen was
1) De Portugeezen hadden als ruilmiddel hun eigen geld. Volgens inlichtingen, mij Welwillend verstrekt door den heer Joh. W. Stephanik, waren er te Goa, Malakka en elders door hen munthuizen opgericht, waar geld geslagen werd naar het model der ln Portugal gangbare stukken, doch gewijzigd naar inlandsche gewichten. Van dit Se'd kon de Compagnie zich niet voorzien. Men had daarvoor realen van achten, 01 •a- w. Spaansche zilverstukken (peso duro of peso fuerte) van acht realen, d. i. acht en veertig stuivers Hollandsch, meegenomen, die De Houtman zeker uit Lissabon zal hebben medegebracht. Met dit Spaansche geld — ook met de kleinere stukken van 6, 4 en 2 en enkele realen — werd handel gedreven in de Levant, en men mocht dus innemen, dat het op Java en in de Molukken dok wel gangbaar zou zijn. Alleen m°est uitgemaakt worden tegen hoeveel catti's — de slechte kopermunt, die de Chineezen ln omloop hadden gebracht — de reaal van achten berekend zou worden. Alles schijnt er °P te wijzen, dat deze munt door de Hollanders het eerst op Java en in de Mo'ukken is ingevoerd. Na dezen eersten tocht lieten de Compagnieën van Holland en Zeeland, met vergunning der Staten, te Dordrecht en Middelburg zulke munten slaan. De Hollandsche vertoonen op de voorzijde het wapen der provincie en op de keerzijde ^at van Amsterdam.