°orloofde Von Bönningen zich dit te doen, en zich de schrifturen van den vorigen schipper toe te eigenen. Zonder verlof liet hij zijn volk ongewapend aan land gaan, waarvan het gevolg was, dat de bootslieden, door de inboorlingen aangevallen, gekwetst en uitgeschud werden, zoodat er van de andere schepen moesten komen om hen te ontzetten. In zijne verontwaardiging over alle deze handelingen schold schipper Schellinger van de Amsterdam hem voor een dief en moordenaar van zijn volk, en verweet hem, dat hij het schip had willen wegvoeren, om de lading elders te verkoopen. Al deze vergrijpen nam deze op in eene acte van beschuldiging, die den i8den October bij den scheepsraad ingeleverd en met deze woorden besloten werd: „Von Bönningen heeft gehandeld als een eerlooze schelm en oproermaker, die niet gedacht heeft dat hij eerlijke kinderen onder zich had, maar heeft ze door listige praktijken tot zich getrokken, om hen aan zich gelijk te maken, waarom hij niet waardig is onder de vromen gerekend, maar verdient gesteld te worden waar zulke godvergeten lieden behooren te zitten, waar zon noch maan doordringen". Het kan zijn, dat er in deze aantijgingen veel overdrijving was; het verzet tegen den scheepsraad in zake de benoeming van een schipper op de Hollandia viel echter niet te loochenen. In zijne verantwoording gaf Von Bönningen den scheepsraad te verstaan, dat deze geen jurisdictie over hem had, evenmin als hij over hem, daar zij te zamen gezworen hadden zich aan hunne bewindhebbers te onderwerpen. Hij wilde zich later voor zijne competente rechters verantwoorden en stelde dus voor het geschil te laten rusten, tot men in het vaderland teruggekeerd zou zijn, belovende verder met Schellinger geen twist te zullen maken, en bereid te zijn, zoo men dit noodig oordeelde, op de Mauritius over te gaan.

Ook de scheepsraad begreep wijselijk deze zaak te moeten laten rusten, hoewel de commiezen De Houtman, Van Hel en Heynck en de schippers Mullenaar en Mau zich eerlang onder eede verbonden, Van Bönningen bij de Compagnie als een schelm te zullen aanklagen. Maar nu het wantrouwen tegen Van Bönningen eens gewekt was, en de benoeming van een schipper op de Hollandia oorzaak dreigde te worden van nieuwe verdeeldheid, besloot men tot eene verwisseling van schepelingen. Bij meerderheid van stemmen werden op 26 October Simon Lambertsz. Mau, Cornelis de Houtman en Karei als schipper, commies en ondercommies op de Hollandia overgebracht. Keyser werd tot stuurman op de Mauritius aangesteld, terwijl Vechter Willemsz. in zijne plaats kwam. De ondercommies Frederik de Houtman verliet de Amsterdam voor de Mauri-