gelijkheid bestond, dat men schip en lading zou moeten verdedigen, toch moest de onderneming een zuiver mercantiel karakter dragen en was het plegen van vijandelijkheden uitdrukkelijk verboden. Het scheen wel dat alle voorzorgen genomen waren om ernstige conflicten te voorkomen , die de geheele vaart konden doen mislukken; ofschoon bij herhaling bleek, hoe moeielijk ruw en weerbarstig bootsvolk te regeeren is. Reeds op de uitreis wilde het op een paar groote Portugeesche kraken losbranden, die men bij de linie ontmoette, bewerende dat het nemen van die zwaar geladen schepen evenveel, zoo niet meer voordeel zou opleveren , dan men van de geheele reis verwachten kon. Meer dan eens zag de scheepsraad zich gedwongen ernstige vergrijpen met aan-land-zetting en doodvonnis te straffen. Bovendien voerden de schepen een aantal adelborsten mede, en onder dezen hebben wij zeker de „broodtdronckene kinders" te zoeken, „die d' ouders op dese verre reyse ghestuert hadden om gheternt te worden ofte uyt-te-blijven" , en wier „moedwil ende dertelheydt" aan de gezagvoerders vrij wat verdriet bezorgde 1). Maar erger was, dat onder de gezagvoerders zeiven hevige twisten zijn uitgebroken. Om over de houding van De Houtman daarbij een billijk oordeel te vellen, dienen wij eerst de uitgegeven journalen meer van nabij te kennen.
Het zijn er niet minder dan vijf2), die in hoofdzaken vrij wel met elkander overeenkomen, maar niet allen even uitvoerig zijn, en in het verhaal en de beoordeeling van enkele gebeurtenissen nogal van elkander verschillen. De beide oudste, het „Verhael van de Reyse by de Hollandtsche Schepen gedaen naer Oost-Indien" en het „Journael van de Reyse", in 1597 en 1598 te Middelburg uitgegeven, zijn op de Hollandia geschreven 3). De merkwaardige, soms letterlijke overeenkomst alsmede
1) Ev. van Reyd, Oorspronclc en voortganck v. d. Nederl. oorloghen, blz. 454. Ook H. de Groot (Annales, Lib. VI) zegt: „Missos eo a parentibus aut agnatis, quos aes slienum malive mores patria expulerant, vitia sua comitabantur".
2) De volledige titels, de beschrijving, de vertalingen en verschillende uitgaven dezer Journalen vindt men in Tiele's ALém. bibliogr., p. 116 vv. »De eerste schipvaerd dei* Holl. Natie naar O.-Indien'" in Begin ende Voortgangh v. d. Vereen. Nederl. geoctr.O.-lnd. Compagnie reken ik niet mede, omdat dit eene compilatie is uit de andere journalen.
3) Voor het Verhael blijkt dit uit eene aanteekening op 19 Jan. 1597, en voor het •Journael uit eene op 17 Sept. 1596. Vgl. Van Duyl in De Gids, 1868, dl. II, blz. 558 en 56 i. Ik gis dat beide journalen door Claesz. te Amsterdam gedrukt zijn. Misschien staat de uitgave door den Middelburgschen boekverkooper Langenes in verband "iet de tweede reis der gebr. De Houtman met Zeeuwsche schepen voor rekening van De Moucheron. De schrijver of bewerker van het .Journael schijnt wel een Amsterdammer geweest te zijn.