geene syn geweest, die naer groote aengewende oncosten te Lisbona de vaert naer Oost-indiën hebben ondervraecht, ende daervan kennisse gecregen hebbende, aldereerst deselve so geluckigh by de handt genomen , dat deselve door genadige segeninge van God de Heere sulcx heeft aengenomen, dat die tot sulcken staet is gecomen, als men hedensdages dien is siende, tot seer groot voordeel van de ingeseten deser landen" ').

Wij danken aan Fred. Muller de kennis der oude in druk verschenen scheepsjournalen van dezen merkwaardigen tocht, door hem bijeengebracht en door Tiele nauwkeurig beschreven. Toch zou onze voorstelling van al hetgeen er op de lange reis heeft plaats gehad nog vrij onvolledig zijn, ware het niet dat De Jonge uit het Koloniaal Archief verschillende bescheiden, alsmede een nog onbekend journaal aan het licht had gebracht, waardoor wij in staat zijn over alles een beter oordeel te vellen. De Artikelbrief, door Prins Maurits op 16 Januari 1595 geteekend, de Instructie van den Scheepsraad, door de negen bewindhebbers van de Compagnie den i7den Maart vastgesteld, ze liggen thans voor ons 2). Opdat er orde en tucht op de vloot zou heerschen, was er gezorgd voor een geregeld bestuur en werden aan elk der 248 schepelingen de verplichtingen voorgehouden, waaraan hij zich te houden had, onder bedreiging van strenge straffen. Het oppergezag berustte bij den Scheepsraad, die bestond uit de schippers van de vier schepen, Mullenaar, Dignumsz., Schellinger en Mau, en de vier commiezen op de twee grootste schepen, de Mauritius en de Hollandia, Cornelis de Houtman, Heynck, Van Bönningen en Verhel. De vergaderingen moesten, zoo vaak dit noodig bleek, op de Mauritius worden gehouden, tenzij de nood het anders vorderde, en De Jonge heeft ons uit hetgeen er van het scheepsraadsarchief bewaard bleef een en ander medegedeeld. De uitkomst heeft bewezen, dat zulk een veelhoofdig bestuur voor dergelijke expeditiën minder gewenscht was, en dit zal wel de reden geweest zijn, waarom men bij volgende tochten het gezag in handen van een of twee personen heeft gesteld, op wier toewijding en bekwaamheid men het volste vertrouwen had. Al werden de schepen met 64 stukken van verschillend kaliber en met allerlei vuur- en handwapenen toegerust, omdat de mo-

1) De inhoud van het request blijkt uit een brief van de Staten Generaal aan de Bewindhebbers der O. 1. Compagnie (Resol. 18 Maart 1626), waarbij nog eene bijzondere aanbeveling van den Prins gevoegd wa3. Zie De Navorscher, 1868, blz. 353 v.

2) De Jonge, a. w., Dl. I, blz. 204 vt.