geschiedschrijver zegt1), „om uyt deselve goede kennisse van alles te bekomen, niet sonder groot perijkel en excessive kosten". Maar daardoor stak hij zich waarschijnlijk in schulden, zoodat hij ten slotte in hechtenis werd genomen 2). Door zijne lastgevers vrijgekocht — iets waarvan zij geen gewag behoefden te maken in hun later request aan de Staten — begaf hij zich naar Amsterdam, om de kooplieden met allen nadruk op te wekken tot het doorzetten van hun plan. Zijne berichten waren zoo bevredigend, de uitzichten die hij opende op de groote winsten zoo uitlokkend, dat zij, in nader overleg met Plancius, besloten niet langer te aarzelen, maar handen aan het werk te slaan. Een nègental, waaronder de drie regeeringsleden Hudde, Kant en Hasselaar de voornaamste waren, richtten eene „Compagnie van Verre" op3), brachten eene som van ƒ390 000 bijeen, zetten vier schepen op stapel en regelden alles betreffende lading en uitrusting met De Houtman, in wien zij „een zeer ervaren man in Indische zaken en handel" hadden leeren kennen. Het zijn de drie genoemden, die met De Houtman als kooplieden zich tot de Staten van Holland richten om het noodige geschut te mogen leenen en ammunitie en wapenen uit 's Lands magazijn te Delft te ontvangen4); en als straks de kleine vloot onder zeil gaat is aan Cornelis de Houtman , als eersten commies op het admiraalschip, de leiding der handelsoperatiën in Indië toevertrouwd.
Onverminderd het aandeel, dat Plancius gehad heeft in het tot stand komen van de eerste scheepvaart naar Indië, terwijl het geen twijfel lijdt of ook Linschoten heeft na zijne terugkomst in het najaar van 1592 daartoe het zijne bijgedragen5), staat het toch vast, dat aan Cornelis
1) Bor, Historie d. Nederl. oorlogen, Bk. 25.
2) Dat hij werkelijk met de justitie te Lissabon te doen heeft gehad, blijkt uit eene aanteekening in de Resolutiën van de Staten van Holland op 22 Dec. 1594.
3) In offieieele stukken werden zij «Kooplieden voor de groote reis en vaart op Indië" of «Bewindhebbers en medehelpers van de nieuwe schepen" genoemd.
4) liesol. Stat. v. Holl. 17 Mei en 19 Dec. 1594. In het request voor 31 Oct. komt De Houtman met de drie genoemden, alsmede Buyck, Yan Os en Van Grotenhuis voor als een der //kooplieden en poorters van Amsterdam".
5) Linschoten's Reys-gheschrift (P. A. Tiele, Mémoire bibliogr. sur les journaux des navigateurs Néerlandais, Amst. 1867 , p. 84 vv.) zag wel het licht, toen de schepen zeker reeds het anker hadden gelicht, maar het belangrijkste van zijne ervaringen hebben Plancius, De Houtman en anderen ongetwijfeld te voren uit zijn eigen mond vernomen. Zijn raad om den steven naar Java te richten, »op welcke plaetse men wel soude traffiqueren en moghen sonder yemants belet", kwam stellig geheel overeen met de wetenschap door De Houtman te Lissabon opgedaan.