stonden zij tot de inlandsche vorsten ? Hoe had men het aan te leggen om de vrijheden te verkrijgen, die zij tot hiertoe genoten? Welke handelsartikelen waren ginds het meest gezocht en zouden met voordeel van de hand gezet kunnen worden? Waar was de beste markt voor de begeerde specerijen? Met welke munt werd er gewoonlijk gerekend en welk geld zou men medenemen? Bij welke hoeveelheden werd gekocht en hoe werd de prijs berekend? Op deze en nog andere vragen wist men vooralsnog geen antwoord te geven '). Van den Indischen handel had Plancius geen verstand, hoe kundig hij overigens zijn mocht. Er diende iemand naar Lissabon te worden gezonden, die aan kennis van de taal, overleg, scherpzinnigheid en bedrevenheid paarde, ten einde alles uit te vorschen. Het best ware, daartoe een ondernemend persoon te kiezen, dien men in staat moest stellen zich aldaar gedurende een paar jaren als koopman te vestigen, in de hoop dat het hem gelukken mocht het vertrouwen der Portugeesche handelaren te winnen. Werkelijk vertrok in de lente van 1Z92 een agent met de noodige koopwaren naar Portugal, wien de Amsterdamsche kooplieden gedurende twee jaar telkens nieuwe ladingen deden toekomen, opdat hij des te gewilliger, bedekter en zekerder de bedoelde enquête zou kunnen doen. De uitslag voldeed aan hunne verwachtingen en bewees, dat zij zich in hunne keuze niet bedrogen hadden.
In het verzoekschrift, door de kooplieden, als bewindhebbers van eene nieuwe handelscompagnie, eenige jaren later aan de Staten van Holland gericht, waarbij zij verslag geven van bovengenoemde handeling, wordt de naam van den handelsagent niet genoemd, doch ik ben met De Jonge overtuigd, dat hier aan niemand anders dan aan Cornelis de Houtman gedacht kan worden. Hoe zij aan dezen zoon van den Goudschen brouwer Pieter de Houtman kwamen, weten wij niet met zekerheid. Dat de De Houtmans bloedverwanten van Reinier Pauw waren, is wel gezegd, maar niet bewezen2). Tijdgenooten berichten ons, dat de broeders Cor-
1) In de resolutie van de Staten-Generaal van 17 April 1592 wordt ook gesproken van een geschrift in de Spaansche taal, waaruit »de secreten" bleken «van der zeevaart van de Oost- en West-Indien, Africa, China ende andere diergelyke landen, inhoudende aenwysinghe van de eygenschappen der volken, vruchten ende waren of koopmanschappen '. Hier wordt ongetwijfeld een handschrift bedoeld, dat voorzoover ik weet hier nimmer vertaald het licht zag. Doch voor de grondlegging van een direkten handel met Indië wilde men zeker vrij wat meer weten, dan in dit geschrift te lezen stond.
2) Lauts (Geschied. d. Nederlanders in Indië, Dl. I, blz. 10) beloofde de familie-