een groote overvloed van heterogene levensverschijnselen in de archipels vereenigd optreedt en hier dus de overgang van het eene levensgebied tot het andere het gemakkelijkst kon plaats hebben ]).
I) Ter verduidelijking van het gezegde in den tekst en om het belang der zaak geven wij hier een korte beschrijving der 5 Lebensbezirke, zooals Prof. Walther die tegenover de archipels stelt.
Das Litoral houdt in meteorologisch en biónomisch opzicht verband met de zee, ligt bij ebbe droog, vormt een amphibisch tusschengebied tusschen zee en land, doet de organismen van het land in de zee doordringen, terwijl de bewoners der zee ver buiten de grens van het water het land binnenrukken. Door geologische veranderingen, door het dalen of stijgen van den zeespiegel, door getijden, door veranderingen in de continenten kan das Litoral telkens veranderd, en daarmede kunnen ook de levensvoorwaarden der bewoners van dit gebied gewijzigd worden.
Die Flachsee omvat het gebied der «Kontinentalstufe" en al die deelen van den zeebodem, tot welke het licht doordringt. Zij gelijkt nog in vele opzichten het strand en ondervindt, hoewel minder sterk, den invloed der geologische veranderingen der kustlanden en van den zeespiegel. Snelle afwisseling der sedimenten, menigvuldige verandering van het zoutgehalte door zich ontlastende rivieren; gewijzigde aanvoer en verlichting van het water oefenen invloed op de daar levende flora en fauna. Meestal door het daglicht volkomen beschenen, is de ondiepe zee de woonplaats van alle vastzittende zeeplanten en van die dieren, welke er van leven. Ook de meeste vastzittende dieren, vooral de rifkoralen, gedijen het beste in die zee.
Die Aestuarien of mondingsgebieden der rivieren moeten afzonderlijk genoemd worden , omdat zij de poort vormen, waardoor waterbewonende planten en dieren uit zee naar de continenten geraken. Veranderende zandbanken en slikkerige eilanden met hun eigenaardige flora; de voortdurende afwisseling in het zoutgehalte van het water; het voorkomen van zoutrijke lagunen en half zoet water; het gemis van branding en hooge getijden kenmerken de aestuarien, en een gevolg daarvan is een onder den invloed van het wisselend zoutgehalte staande flora en fauna. Relictenmeren en binnenmeren, door zee-organismen bewoond, moeten tot deze rubriek gebracht worden.
Das offene Meer is het tegenovergestelde van Litoral enAestuarie, maar heeft vele trekken met de ondiepe zee gemeen.
Door geen rivierwater verontreinigd, zonder andere grenzen dan lucht en water, met gelijkmatig zoutgehalte en geringe veranderingen van temperatuur, omspant de wereldzee de aarde. Bestonden geene zeestroomingen, dan zouden de op denzelfden breedtegraad liggende gedeelten der opene zee volkomen dezelfde levensvoorwaarden bezitten. Een cosmopolitische fauna en flora van vrij rondzwemmende of passief ronddrijvende organismen bewoont die opene zee en volvoert zeldzame vertikale tochten door de boven elkaar liggende waterlagen. Groote diepte onderscheidt de wateren der opene zee: daarom mist zij vastzittende dieren, planten en al die dieren, welke harde pantsers en zware huisjes bezitten. Daar de bovenste lagen nog tot het diaphane (licht doorlatende) terrein behooren, worden de dieper gelegen lagen van deze uit met voedsel voorzien.