van zelf in het oog, en werd boven door ons met een enkel sterk sprekend voorbeeld in het licht gesteld. Schott bespreekt twee terreinen uitvoeriger, nl. straat Malakka, meer bepaald het gedeelte van Atjeh naar Singapore en Poeloe Pinang, en van N. W. Borneo door de Gasparstraat naar str. Soenda.
De zeer sterke strooming naar het N. N. W., die hij in Januari 1892 bij den noordelijken uitgang van straat Malakka opmerkte, wordt door hem minder verklaard uit den „hier nur wenig frischen Monsun" dan wel uit dit feit, dat het water, 'twelk in dezen tijd van het jaar in het geheele noordelijk deel van den Indischen Oceaan door de noord-aequatoriale strooming naar het Westen verplaatst wordt, moet aangevuld worden. Dit geschiedt door een zoogenoemde compensatie-strooming. Als men nu bedenkt, dat werkelijk een zeer groote massa water met groote snelheid door straat Malakka naar dien Oceaan wordt afgevoerd en dus weder aangevuld moet worden, dan is het niet onmogelijk, meent Schott, dat zelfs de Javazee met die straat in verbinding staat, d. i. haar water ter aanvulling moet leveren; te meer, daar in dien tijd van het jaar het water ook door straat Soenda bij Westmoeson overwegend naar het N. O. stroomt. Dat bovendien ook onderzeesche stroomingen het aan de oppervlakte afvloeiende water aanvullen, kan aangenomen worden en deze opvatting wordt door de waarneming van bovengenoemden Makaroff (zie Schott, p. 37) bevestigd. Een belangrijk feit zal later uit dit alles spreken, dat nl. de onderdeelen der westelijke helft van den Archipel, wat de zeestroomingen betreft, nauwer onderling samenhangen dan men tot dusver wel meende; en voorts, dat deze stroomingen van de getijstroomingen moeten onderscheiden worden. Zeer terecht echter, voegt hij er bij, dat dit vermoeden eerst door nauwkeurige waarnemingen dient bevestigd te worden.
Ten slotte zij bij straat Malakka nog even opgemerkt dat, omgekeerd, in de andere helft van het jaar, met April te beginnen, het water van den oceaan in de straat dringt, en ook met een vrij snelle strooming.
Wat de strooming van N. W. Borneo door straat Gaspar naar str. Soenda betreft, voor de maand Juni waargenomen, zij is voor dien tijd van het jaar afhankelijk van den Z. O. moeson in de Javazee. Deze drijft met betrekkelijk groote kracht het water voor zich uit naar het N. W. door str. Karimata en naar het W. in de richting der kust van Banka en Zuid-Sumatra, op welke kust het, van richting veranderend, een uitweg zoeken moet naar het Z. W.: dan heerscht dus in str. Soenda een bestendige Z. W. strooming. Str. Gaspar is door het voorgelegen Billiton tamelijk wel tegen den moeson beschut, en zoo kunnen in die straat