oceanographisch oogpunt de grenslijn tusschen Grooten en Indischen Oceaan vormen: een grenslijn, die meer wetenschappelijke waarde bezit dan die, welke op de overal ten naasten bij gelijke temperaturen of op de nog onvoldoend waargenomen zeestroomingen berust. Vindt iemand ook deze op het zoutgehalte berustende grenslijn wat zwak en hypothetisch (het zoutgehalte loopt toch ook niet zeer uiteen en de waarnemingen zijn toch ook op dit gebied niet overvloedig), zoo dient opgemerkt te worden, dat het zoutgehalte de herkomst van een zekere hoeveelheid zeewater toch beter aanwijst dan de temperatuur.

Dat werkelijk de wateren van dit deel van den Indischen Archipel met die van den Grooten oceaan in gemeenschap staan (zooals bijv. die der Noordzee met hun grooter zoutgehalte door den Atlantischen Oceaan worden gevoed), wordt vooreerst bewezen door de Chineesche Zee, van welke het zeker is, dat ze door stroomingen, welke van het O. af tusschen Luzon en Formosa doorgaan, water uit den Grooten Oceaan opneemt. Volgens de betrouwbare waarnemingen van de „Challenger" dringt water van een zeer groot zoutgehalte, afkomstig van de zuidaequatoriale strooming, in de Stille Zuidzee door de Torresstraat naar het Westen en men mag aannemen, dat ook weder door het langs dezen weg van het Z. toestroomende water de overige binnenwateren (Arafoera-, Banda-, misschien ook de Celebes-Zee) hun betrekkelijk hoog zoutgehalte hebben verkregen. Wat de Soeloe-Zee betreft, een overal ingesloten bekken , waartoe slechts nauwe kanalen toegang verleenen, zij heeft toch een zoutgehalte van 34°/0, op sommige plaatsen van 34,8, wat voor deze zeeën een zeer hoog zoutgehalte is. Men zal dit alleen kunnen verklaren door aan te nemen, dat de Soeloe-zee haar water ontleent aan het terrein van de noord-aequatoriale strooming in den Grooten Oceaan, wat door de Bernardina-straat en andere openingen tusschen de Philippijnen door stroomt. In die straten werden veel westelijke stroomingen opgemerkt en troffen zoowel de „Challenger" als het Russische schip „Witjas", dat onder Makaroff vele maritieme waarnemingen verrichtte, in die nauwe zeestraten herhaaldelijk 34,i°/0 aan. Alle terreinen bezuiden de getrokken lijn, vooral de Java-zee, zijn arm aan zout. Schott s kaart, in het genoemde Erganzungsheft n°. 3, wijst op 33°/0, 32>5°/o en daar beneden, terwijl er door den schrijver terecht op wordt gewezen, dat in die zoutarme zeeën de getijstroomingen verreweg de overhand hebben op de zeestroomingen. Daaruit maakt hij weder op, dat dit stroomlooze water niet met den grooten Oceaan in circulatie staat, wat bij de gedeelten benoorden de grenslijn zoozeer het geval was.