breedtecirkels, kapen, enz. aangewezen. Het is verder ook bekend, hoe Krtlmmel in zijn „Morphologie der Meeresraume", evenals Wisotzki in zijn „Klassification" dier Meeresraume, op den weg zijn voortgegaan, bij ons te lande door Nicolaas Struyck1), in Frankrijk door Fleurieu en Marchand ingeslagen 2). Werd vroeger bijv. reeds onderscheid gemaakt tusscben „mers méditerranées" met één, en „mers intérieures" met meer toegangen, in onze dagen werden scherper van elkander onderscheiden de zelfstandige oceanen en de onzelfstandige zeeën of „Nebenmeere", die natuurlijk onder de watermassa's op onzen aardbol een minderen rang innemen dan de groote, breede oceanen. Soms schijnen zij wel een zelfstandig bestaan te leiden, zooals bijv. de Oostzee, de Middellandsche, de Roode zee, maar bij nader inzien zijn zij in dat bestaan toch geheel afhankelijk van den aanvoer van water uit de oceanen. Werd dit niet aangevoerd, de Middellandsche zee zou verdampen, de Zwarte zee, waarin zich zoo vele groote rivieren ontlasten, zou zonder het water uit de Middellandsche zee haar zout water verliezen.

lntusschen zijn die ,,Nebenmeere" of onzelfstandige zeeën nog alleszins weder nader te onderscheiden. Liggen zij aan den rand der continenten en worden zij door een rij van eilanden met soms hooge ketenen van den oceaan gescheiden, dan heeten zij randzeeën, bijv. de Japansche of Oost Chineesche, of voor ons werelddeel de Noordzee, door de Duitschers zoo gaarne „das Deutsche Randmeer" geheeten. Liggen zij tusschen de werelddeelen in (zooals de zee, bij uitstek „de Middellandsche" geheeten, tusschen Europa en Afrika; of onze Archipel tusschen Azië en Australië, of eindelijk de West-Indische tusschen de beide helften van Amerika), dan noemt men ze „Mittelmeere" 3).

Schijnt het, oppervlakkig gezien, dat deze geheele onderscheiding slechts gemakshalve gemaakt is en slechts op de plaats, waar de zeeën gelegen zijn, berust, de ernstige studie, die men verder aan deze onderscheiding verbond, doen het tegendeel vermoeden. Die studiën betreffen de verspreiding dier onzelfstandige zeeën, die, even als het land op het N. halfrond, poolwaarts toenemen; voorts de toegangen dier Nebenmeere

1) Inleiding tot de algemeene geographie, Amsterdam 1740.

2) Voyage autour du monde par E. Marchand, précédé par les observations hydrographiques du globe etc. par Cl. Fleurieu, Paris an VIII, Vol. IV, p. 1.

3) Liggen deze niet tusschen werelddeelen, maar in het binnenste van zulk een werelddeel, bijv. de Oostzee, de Koode/.ee, de Perzische golf, de Hudsonsbani, dan noemt men ze intro-continentale, terwijl men de juist genoemde Archipelzeeën den naam van inter-continentale geeft.