Utrecht aan het Meteor. Instituut verbonden. De verzekering, ons van geachte zijde geworden, dat ook de tegenwoordige Minister van Marine en de tegenwoordige Kommandant der Zeemacht niet ongenegen zullen bevonden worden aan de hydrographische onderzoekingen in Ned. Indië door het verleenen der benoodigde instrumenten en een meer bijzondere inrichting der schepen, voor de Hydrographie bestemd, een grootere uitgebreidheid te schenken, komt ons dan ook alleszins waarschijnlijk voor. Voegt men daarbij de geschiktheid en genegenheid onzer goed gevormde zee-officieren en natuurhistorici om in dien geest mede te werken, dan schijnt men te mogen gelooven aan het in een niet te ver verwijderde toekomst tot stand komen eener wetenschappelijke expeditie in onzen Archipel, welke, door wie dan ook op het touw gezet, met een voor geologie, biologie, meteorologie en geographie even belangrijk diepzeeonderzoek belast zal worden.

Tot zoover die teekenen eener betere toekomst.

Wat het middel betreft om in dezen sneller te slagen, het schijnt mij gelegen in de samenwerking van zoovele geïsoleerd aangewende pogingen en in de samenwerking van Regeering en natie. Voor ongeveer 8 jaren werd van deze plaats af op het nut dier samenwerking gewezen en tevens op den steun, door de Regeering in het Kolon. Verslag van 1886/87 aan particulier initiatief toegezegd. DaarnÈt (ik zeg niet: daardoor) ontstond de Commissie ter bevordering van het Natuurkundig Onderzoek in Nederl. Indië, met hare comités in kolonie en moederland en met eene Maatschappij, die het doel zoo krachtig finantieel steunde.

Wat deze uitwerkte, hebben de jongste onderzoekingen van een Hubrecht, van Bemmelen, Dubois, Btittikofer, Molengraaff e. a. geleerd, terwijl ook andere vereenigingen bij de reizen van een Wichmann, ten Kate en Martin den steun der Regeering ondervonden. Ook nu weder bewijst het Ministerie van Koloniën dat het haar ernst is particulier initiatief te steunen en heeft zij het subsidieeren van het onderzoek der Zuidkust van Nieuw-Guinea, ook voor maritieme nasporingen ongetwijfeld van gewicht, bij den Gouverneur-Generaal van Ned. Indië aanbevolen.

Doch dat particuliere initiatief kieze dan ook den juisten weg en de juiste middelen. Het betoone zich eendrachtig en niet naijverig. Het eerbiedige de waarde van elk degelijk onderzoek, door wie of op welk gebied ondernomen. De tallooze vereenigingen, hier en in Indië, die, terwille der wetenschap of der praktijk, belang hebben bij het grondig onderzoek niet enkel van de eilanden, maar ook van de zeeën, die den ■A rchipel vormen — laten zij de handen in een slaan, nog meer dan dit