vertegenwoordigen door zijn neef Tjondrapraija, die ook reeds den houtvester Koorders naar het rotseiland had begeleid.
Volgens den Regent van Tjilatjap is de oorsprong van deze onmisbaarheid van het hoofd van Daoen Loemboeng bij het halen der „widjaija koesoema", de volgende:
Toen Soesoehoenan Mangkoerat, de zoon van Mangkoerat Tegal Aroem, den troon beklommen had, droeg hij zekeren Pernantaka op de heilige bloem Widjaija koesoemü van Noesa Kambangan te gaan halen. Pernantaka was evenwel geheel onbekend met de groeiplaats en zelfs met de uiterlijke gedaante van de plant, welke de bloem voortbrengt en vervoegde zich daarom bij Panembahan Poerbasari, den zoon van Panembahan Banakeling (wiens graf nog wordt vereerd in de dessa Pakoentjen in Poerwakerta), zijnde eerstgenoemde door Soesoehoenan Manghoerat Tegal Aroem aangesteld als hoofd van de dessa Daoen Loemboeng. Panembahan Poerbasari begeleidde daarop het gezantschap naar het eilandje Bandoeng of eigenlijk Mëdjëti.
Sedert dien tijd is het gewoonte dat het gezantschap zich steeds door het hoofd van Daoen Loemboeng laat vergezellen en dat het vooraf offers brengt aan het graf van Panembahan Poerbasari.
Dit graf namelijk, en dat van een zekeren van Adiredja afkomstigen Panembahan Santri, zijn de hoogvereerde heilige graven van Daoen Loemboeng, waarvan de heer Voet spreekt.
Zijne hypothese dat de bewoners dezer kampong de afstammelingen zijn van de primitieve bewoners dezer streken vindt in het voorgaande belangrijken steun.
Den oorsprong van het zonderlinge woord „choed'', ook wel uitgesproken met de geadspireerde h, kan ik niet verklaren.
Aant. ad blz. 574, r. 9 v. o. „kapoelassan".
Het vraagteeken achter dit woord kan vervallen. De naam is juist, doch komt, naar 't schijnt, evenals de vrucht zelve alleen op West-Java voor. Men bedoelt daarmede eene bepaalde varieteit van ramboetans met geene of slechts zeer korte afgestompte haren.
Eene andere varieteit heet te Buitenzorg „ramboetan babat".
Ib. ad laatste regel. Omtrent de „zalacca edulis" maak ik amende honorable. De vermelding daarvan op blz. 565 was mij ontgaan.
Buitenzorg, Febr. 1895.