getroffen), maar ook en vooral hoe zij zijn weggeraakt, want niemand heeft ooit een dooden krokodil in het meer gezien. Volgens de inlanders zijn zij naar zee gezwommen door een onderaardsch kanaal, dat evenwel niemand weet aan te wijzen.
Blz. 1025, r. 4 v. o. „Bajoeman", lees: Bajeman.
Deze fabriek heeft sinds eenige jaren opgehouden te werken.
Blz. 1026, r. 6 v. b. „ongeplaveide".
Waarom dit hier uitdrukkelijk vermeld? In alle Nederlandsch-Indische plaatsen zijn de wegen ongeplaveid.
Ib. r. 12 v. o. „Ook liggen daaraan het niet meer bewapende zoogenaamde fort."
Tusschen fort en aloen-aloen is sedert het spoorweg-station ingeschoven.
Ib. r. 9 en 8 v. o. „het Europeesche kerkhof" — n. 1. het oude, geslotene. De nieuwe begraafplaats ligt beoosten de stad.
Ib. r. 8 v. o. „en een deel der beste huizen".
De beste huizen van Probolinggo, en ook de kerk, liggen aan de boven beschreven laan tusschen residentie-huis en aloen-aloen, aan eene daaraan parallel loopende laan en voorts bewesten het residentiehuis aan den grooten postweg. Daar vindt men ook het gebouw deivrij metselaarsloge, het residentie- en het post-kantoor, en aan den parallelweg de school voor zoons van inlandsche hoofden. Aan de aloenaloen staat slechts het huis dat voor kweekschool is ingericht. Voorts bezit Probolinggo nog twee Europeesche gemengde scholen, eene meisjes- en eene Fröbel-school, en twee lagere inlandsche scholen. En eindelijk een fraai sociëteitsgebouw en een logement, beide aan de hoofdstraat gelegen.
Dit alles, en de gezondheid dezer exceptioneel droge streek, maakt Probolinggo tot een der fraaiste en aangenaamste gewestelijke hoofdplaatsen, waartegenover alleen de onaangename Gending-wind, die hier in den Oostmoeson waait, en de daarmede verbondene stoffigheid, als schaduwzijden kunnen worden genoemd. De thans aangevangen bouw van den spoorweg naar Djember zal ongetwijfeld aan deze plaats nog meerdere levendigheid geven.
Blz. 1031, r. 11 v. o. „kan ik mij niet herinneren van georganiseerde „ketjoe-partijen onder de Madoereezen gehoord te hebben."
Dit is juist, maar een feit is het dat de Madoerees, opvliegend en onstuimig van aard, en aan een menschenleven weinig waarde hechtend, veel minder dan de Javaan er tegen opziet om zijne wraaklust over eene werkelijke of vermeende beleediging of eene ondergane mis-