Blz. 1020, r. g v. o. „keteldal".

Is deze benaming wel juist voor eene sterke afloopende vallei, welke aan eene zijde geheel open is?

De meerdere vruchtbaarheid van den lossen zwarten bodem zal wel de oorzaak zijn, dat alles hier beter groeit dan te Tosari. In den Oostmoeson staat Ngadisari juist aan zeer hevige Noord-Oostenwinden bloot.

Blz. 1021, r. 8 v. b. „Gading".

Waarbij de suikerfabriek Winongan of Bëkasi-Oost gelegen is.

Ib. r. io v. o. „ikan tambra.

In den Oosthoek „sengkaring" genoemd.

Ib. r. 7 v. o. Invoegen:

In dezelfde streek, eveneens aan den voet van hetTengger-gebergte, ontspringt de veel belangrijker bron Oemboelan, die gezegd wordt 400 000 M3 water per etmaal te geven en uit welke men voornemens is, ondanks den afstand van ruim 80 K. M., de stad Soerabaja van drinkwater te voorzien.

Blz. 1022, r. 13 v. o. „en dat de teelt en fabricatie van suiker op Kedawoeng resultaten levert, die op Java hare wedergade niet vinden".

Dit moge indertijd zoo geweest zijn, tegenwoordig wordt Kedawoeng, wat suiker-productie betreft, door tal van fabrieken op Java overtroffen.

Het eigenaardige van dit land is echter dat de heer Lebret het zonder eenig Europeesch personeel beheert en, ondanks zijn hoogen leeftijd, toch zulke goede financiëele resultaten weet te verkrijgen.

Ib. r. 2 v. o. „padak". Ter plaatse zegt men „padëk".

Blz. 1023, r. 6 v. b. „wijdt zich aan het fokken van meliwi's".

De Javaansche taling heet: „meliwis". Trouwens niet deze worden te Bandilan gefokt, maar gewone tamme eenden (bèbék), die in groote troepen dicht bij de oevers rondzwemmen. Meliwis worden niet gefokt, zij zijn wild en strijken dikwijls in het midden van het meer neder, waar er ook wel jacht op wordt gemaakt; zij zijn zeer schuw en duiken bij de nadering van menschen dadelijk onder, om eerst op aanzienlijken afstand weder boven te kotnen.

Blz. 1024, r. 13 v. b. „uit het meer verdwenen zijn".

Inderdaad zijn de krokodillen, die vroeger zonder eenigen twijfel het Grati-meer bewoonden, sedert 12 & 15 jaren verdwenen, hetgeen wel bevestigd wordt door de omstandigheid dat voortdurend door tal van menschen ongestraft in het meer wordt gebaad.

Niet alleen hoe de krokodillen daar zijn gekomen is een probleem (het schijnt dat zij ook elders wel in volkomen zoet water worden aan-