ten, groenten, rijst, aardappelen, bloemen , kippen , soms ook geiten , en vooral een volledig pak. (Kreemer). Na afloop van het offeren wordt evenwel het grootste deel daarvan weder door de „spes patriae" teruggehaald, die daartoe met groote koelbloedigheid tot diep in den kraterkolk afdaalt.

Blz. 1019, r. 17 v. b. „nu de krater zelf door leuningen is omringd".

Dit is thans niet meer het geval. Ook de trap, die reeds lang bestaat, heeft veel van de uitbarstingen geleden.

Ib. r. 8 v. o. „ten bewijze der groote kracht".

De hevigheid der uitbarstingen van den Brama is zeer verschillend. Soms neemt men slechts een ijlen witten damp waar, maar andere malen ook ontwikkelen zich, met donderend geloei uit den kraterkolk, steeds ronddraaiende massief zwarte rook- en asch-massa's, waaraan bliksemflitsen een demonischen weerschijn geven, en spatten groote steenen met een knal als van een kanonschot uiteen, om straks met een doffen slag op de hellingen en voor 't meerendeel in den krater terug te vallen.

Ib. laatste regel. „Penanjaan", lees: „Penandjaan".

Blz. 1020, r. s v. b. „wel minder grootsch en uitgestrekt".

Het komt mij voor, dat het gezicht van den Tjemara-Lawang minstens even grootsch en uitgestrekt is als dat van den Penandjaan, doch slechts naar het Zuiden en van een standpunt dat ruim 500 M. lager is.

Ib; r. 18 v. o. „zijn zoo smal", lees: „zijn hier en daar zoo smal".

Al die ribben zijn bedekt met welige aanplantingen van maïs, aardappelen en kool.

Ib. r. 16 v. o. „de dicht bij elkander liggende dorpjes Ngadisari en WSnasari".

Van het Zuiden afgerekend grenzen hier de kommen der dessa's Ngadisari (waarvan Wanasari een deel uitmaakt), Wanantara, Djetak, Ngadas en Wanakerta onmiddellijk aan elkaar. De pasanggrahan — een der oudste en hoogst gelegene van Java, in 1815 opgericht op r93S M. boven het zeevlak, van planken gebouwd en van eene stookplaats voorzien, ligt nog op het gebied van Ngadisari.

Het uitzicht van daar is heerlijk over de welvarende dessa-stad heen op de van kleine hutten (goeboeg) voorziene en door tjemara's afgezette tegalvelden, op de steile hellingen van den Goenoeng Ringgit gelegen, en op de drie vulkanen Lemongan, Argapoera en Raoen, welke zich door de smalle opening der dalspleet vertoonen en van welke de Lemongan, met zijn steeds gloeienden top, des nachts zich vertoont als eene reusachtige vuurbaak.