keten, en daarachter links den Wilis, rechts bij helder weder den Lawoe.

Blz. 1017, r. 7 v. b. „vier andere"

moet zijn: „zes andere", want, behalve de bovengenoemde vijf vulkanen , ziet men daar ook den Smeroe in het Zuiden.

Ib. r. 9 v. b. „Wanneer wij van het hoogste punt, waar de vlaggestok „staat, een weinig naar beneden gaan, komen wij eensklaps op eene „plaats, waar wij den grooten krater kunnen overzien".

Deze voorstelling is niet geheel juist. Reeds lang voordat men den Moenggal-pas heeft bereikt, kan men, zich omwendend, het boven beschreven vergezicht op de westelijke vulkanen genieten. Ook op den Moenggal-top is dit mogelijk, doch niet in de pas-engte.

Zoodra men deze ontwaart, gaat men linksaf eene hoogte op, waar een pondokje — een uiterst primitief schuurtje — staat en, vandaar, aan den vóórrand tredende, overziet men de geheele Zandzee. Men komt dus niet eerst boven om daarna te dalen, maar omgekeerd. Trouwens wie het niet kent laat het uitzichtspunt ongemerkt links liggen en treedt dadelijk den hollen weg van den pas binnen.

Een vlaggestok staat hier niet.

Ib. r. 8 v. o. „gras en Cyperaceën".

Hier en daar groeien in de Zandzee ook fraaie heesterachtige ranonkels, die hier zelfs buitengewoon mild bloeien.

Blz. 1018, r. 13 v. o. „van den Lamongan"

en daarachter, bij helder weder, de koppen van den Argapoera (Jang) en van den Raoen (Idjen-gebergte).

Ib. r. 11 v. o. „de rookzuil".

Men ziet niet alleen de rookzuil, maar ook den top van den Smeroe zelden.

„dan blijkt het dat men van den Tenger zes vulkanen kan gadeslaan".

Men kan van den Tengger negen vulkanen zien: Kawi, Ardjoena, Penanggoengan, Wilis, Lawoe, Smeroe, Lemongan, Argapoera, Raoen. Het schoonste vergezicht daarop heeft men ontegenzeggelijk van den Penandja£n-top: een panorama zóó overweldigend indrukwekkend als wellicht nergens elders ter wereld is te aanschouwen.

Men ziet vandaar boven op den top van den Batok in den krater van den Brama neder, die niet als van den Moenggal beschouwd, half verscholen is achter den Batok, doch geheel vrij, links daarvan, te voorschijn komt en zijn lichten witten damp periodiek door zware donkere rookwolken verduistert.

Den kraterrand volgende tot aan het hoogste punt stijgt de blik recht