Uien vindt men in Pasoeroeansch Tengger betrekkelijk weinig, hoofdzakelijk in de dessaWonokitri; in het Probolinggosche meer. Het hoofdproduct van Tengger is ongetwijfeld, naast de djagoeng, het volksvoedingsmiddel, de aardappel, de hoofdbron der volkswelvaart. Alleen Pasoeroeaansch Tengger voert per jaar 20 000—30 000 pikol aardappelen uit, grootendeels naar Soerabaja, waar ze voor de scheepvaart meer dan eenige andere soort gezocht zijn. - In de tweede plaats komt de kool, welke ook een gewoon artikel van comsumtie is geworden voor de inlanders der stranddistrikten; deze tiert evenwel alleen goed op de hoogste velden en staat bij die van het Diëng-gebergte ten achteren. 1014' r" 3 v. b. „een doekoen die tevens priester en geneesheer is". De doekoens der Tenggereezen zijn uitsluitend priesters, geen geneesheeren; in tegenstelling met die der vlakte. Zij verrichten alles wat in de benedenlanden de dorpspriesters (lebé, kaoem, modin, hajim of hoe zij anders heeten mogen) doen; geen huwelijk of openbaar feest is denkbaar zonder hunne hulp, hunne gebeden; zij zijn de bewaarders der adat, der overleveringen en der heilige reliquieen.
„Door de echte Tenggereezen" zegt Kreemer terecht, „worden zij „blijkbaar hoog vereerd. Aan te groote nederigheid lijden zij blijkbaar „met. Vóór iets gebeuren zal, zeggen zij, is 't hun al lang en breed „bekend. Valt er een collega uit door overlijden, dan wordt door de „overige doekoens na onderlingen raad een vervanger gegeven, die „steeds een familielid (en vooraf daartoe opgeleid) is. Hun gelachts„boom klimt tot voor een 200 of 150 jaren op".
Zij hebben een eigenaardig ambtsgewaad en wel groot en klein tenue al naar gelang van de plechtigheid.
Het groot kostuum bestaat uit de klambi ontSkoesoeniS (of klambi wadjikan), de daarbij behoorende muts en den gebeds-riem of -sjerp.
De klambi ontakoesoema is een soort jak, bestaande — evenals een lappendeken — uit driehoekige (bëlah këtoepat) lapjes van Europeesche stoffen van verschillende kleur en patroon, liefst zoo bont mogelijk. De daarbij behoorende vierkante kap is op dezelfde wijze vervaardigd en hangt tot over den nek af.
Over het jak heen dragen de doekoens den gebeds-sjerp, die eerstom het middel geslagen en dan over de borst gekruist wordt, terwijl de over de schouders geworpen einden over de armen neerhangen; bij het bidden neemt de doekoen die, wanneer hij geen wijwaterkwast, wierookvat of bloemenoffer hanteert, in de hand en beweegt ze heen en weder op de wijze zooals eene dansmeid met de einden harer slendang doet.